Dutch
Detailed Translations for bestempelen from Dutch to German
bestempelen:
-
bestempelen (bekrachtigen; certificeren; waarmerken; merken)
bestaetigen; beglaubigen; bescheinigen; signalisieren-
bestaetigen verb
-
bescheinigen verb (bescheinige, bescheinigst, bescheinigt, bescheinigte, bescheinigtet, bescheinigt)
-
signalisieren verb (signalisiere, signalisierst, signalisiert, signalisierte, signalisiertet, signalisiert)
-
-
bestempelen (betitelen; benoemen)
Conjugations for bestempelen:
o.t.t.
- bestempel
- bestempelt
- bestempelt
- bestempelen
- bestempelen
- bestempelen
o.v.t.
- bestempelde
- bestempelde
- bestempelde
- bestempelden
- bestempelden
- bestempelden
v.t.t.
- heb bestempeld
- hebt bestempeld
- heeft bestempeld
- hebben bestempeld
- hebben bestempeld
- hebben bestempeld
v.v.t.
- had bestempeld
- had bestempeld
- had bestempeld
- hadden bestempeld
- hadden bestempeld
- hadden bestempeld
o.t.t.t.
- zal bestempelen
- zult bestempelen
- zal bestempelen
- zullen bestempelen
- zullen bestempelen
- zullen bestempelen
o.v.t.t.
- zou bestempelen
- zou bestempelen
- zou bestempelen
- zouden bestempelen
- zouden bestempelen
- zouden bestempelen
diversen
- bestempel!
- bestempelt!
- bestempeld
- bestempelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bestempelen:
Wiktionary Translations for bestempelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bestempelen | → etikettieren | ↔ label — give a label to in order to categorise |