Summary


Dutch

Detailed Translations for bestralen from Dutch to German

bestralen:

bestralen verb (bestraal, bestraalt, bestraalde, bestraalden, bestraald)

  1. bestralen (chemotherapie geven)
    bestrahlen; Chemotherapie geben; erleuchten; bescheinen
    • bestrahlen verb (bestrahle, bestrahlst, bestrahlt, bestrahlte, bestrahltet, bestrahlt)
    • erleuchten verb (erleuchte, erleuchtest, erleuchtet, erleuchtete, erleuchtetet, erleuchtet)
    • bescheinen verb (bescheine, bescheinst, bescheint, beschien, beschient, beschienen)

Conjugations for bestralen:

o.t.t.
  1. bestraal
  2. bestraalt
  3. bestraalt
  4. bestralen
  5. bestralen
  6. bestralen
o.v.t.
  1. bestraalde
  2. bestraalde
  3. bestraalde
  4. bestraalden
  5. bestraalden
  6. bestraalden
v.t.t.
  1. heb bestraald
  2. hebt bestraald
  3. heeft bestraald
  4. hebben bestraald
  5. hebben bestraald
  6. hebben bestraald
v.v.t.
  1. had bestraald
  2. had bestraald
  3. had bestraald
  4. hadden bestraald
  5. hadden bestraald
  6. hadden bestraald
o.t.t.t.
  1. zal bestralen
  2. zult bestralen
  3. zal bestralen
  4. zullen bestralen
  5. zullen bestralen
  6. zullen bestralen
o.v.t.t.
  1. zou bestralen
  2. zou bestralen
  3. zou bestralen
  4. zouden bestralen
  5. zouden bestralen
  6. zouden bestralen
diversen
  1. bestraal!
  2. bestraalt!
  3. bestraald
  4. bestralend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bestralen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
Chemotherapie geben bestralen; chemotherapie geven
bescheinen bestralen; chemotherapie geven beschijnen; verlichten
bestrahlen bestralen; chemotherapie geven beschijnen; verlichten
erleuchten bestralen; chemotherapie geven belichten; beschijnen; bijlichten; fonkelen; glimmen; glinsteren; iets uitstralen; illumineren; licht laten vallen op; licht schijnen op; openbaren; stralen; verlichten; zich uiten