Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. bijsturen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bijsturen from Dutch to German

bijsturen:

bijsturen verb (stuur bij, stuurt bij, stuurde bij, stuurden bij, bijgestuurd)

  1. bijsturen
    korregieren; nachhelfen
    • nachhelfen verb (helfe nach, hilfst nach, hilft nach, half nach, halft nach, nachgeholfen)

Conjugations for bijsturen:

o.t.t.
  1. stuur bij
  2. stuurt bij
  3. stuurt bij
  4. sturen bij
  5. sturen bij
  6. sturen bij
o.v.t.
  1. stuurde bij
  2. stuurde bij
  3. stuurde bij
  4. stuurden bij
  5. stuurden bij
  6. stuurden bij
v.t.t.
  1. heb bijgestuurd
  2. hebt bijgestuurd
  3. heeft bijgestuurd
  4. hebben bijgestuurd
  5. hebben bijgestuurd
  6. hebben bijgestuurd
v.v.t.
  1. had bijgestuurd
  2. had bijgestuurd
  3. had bijgestuurd
  4. hadden bijgestuurd
  5. hadden bijgestuurd
  6. hadden bijgestuurd
o.t.t.t.
  1. zal bijsturen
  2. zult bijsturen
  3. zal bijsturen
  4. zullen bijsturen
  5. zullen bijsturen
  6. zullen bijsturen
o.v.t.t.
  1. zou bijsturen
  2. zou bijsturen
  3. zou bijsturen
  4. zouden bijsturen
  5. zouden bijsturen
  6. zouden bijsturen
diversen
  1. stuur bij!
  2. stuurt bij!
  3. bijgestuurd
  4. bijsturend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bijsturen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
korregieren bijsturen
nachhelfen bijsturen

Wiktionary Translations for bijsturen:

bijsturen
verb
  1. een koerscorrectie uitvoeren
bijsturen
verb
  1. (transitiv) einen Fehler in (von) etwas (jemandem) berichtigen, eine Korrektur durchführen

Cross Translation:
FromToVia
bijsturen wiederherstellen; berichtigen; korrigieren; verbessern redresser — Traductions à trier suivant le sens

External Machine Translations: