Verb | Related Translations | Other Translations |
Bäume fällen
|
bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen
|
|
abholzen
|
bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen
|
ontbomen; ontbossen
|
fällen
|
bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen
|
omhouwen
|
hacken
|
bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen
|
fijnhakken; hakken; in stukken hakken; kleinhakken; kletteren; rammelen; schoffelen; wieden
|
hauen
|
bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen
|
beuken; bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; knuppelen; meppen; rammen; ranselen; schoppen; slaan; timmeren; trappen; trappen geven
|
kappen
|
bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen
|
afhakken; afhouwen; afkappen; obsederen
|
umhacken
|
bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen
|
|
umhauen
|
bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen
|
omhouwen
|
umschlagen
|
bomen kappen; hakken; houwen; kappen; omhakken; vellen
|
iemand neerslaan; kapseizen; neerslaan; om het lijf slaan; ombladeren; omkeren; omklappen; omslaan; omverslaan; onderuithalen; plotseling veranderen; vloeren
|