Summary
Dutch to German: more detail...
- bruinen:
-
Wiktionary:
- bruinen → bräunen, braun werden, sich bräunen
Dutch
Detailed Translations for bruinend from Dutch to German
bruinend form of bruinen:
-
bruinen (bronzen)
Conjugations for bruinen:
o.t.t.
- bruin
- bruint
- bruint
- bruinen
- bruinen
- bruinen
o.v.t.
- bruinde
- bruinde
- bruinde
- bruinden
- bruinden
- bruinden
v.t.t.
- ben gebruind
- bent gebruind
- is gebruind
- zijn gebruind
- zijn gebruind
- zijn gebruind
v.v.t.
- was gebruind
- was gebruind
- was gebruind
- waren gebruind
- waren gebruind
- waren gebruind
o.t.t.t.
- zal bruinen
- zult bruinen
- zal bruinen
- zullen bruinen
- zullen bruinen
- zullen bruinen
o.v.t.t.
- zou bruinen
- zou bruinen
- zou bruinen
- zouden bruinen
- zouden bruinen
- zouden bruinen
diversen
- bruin!
- bruint!
- gebruind
- bruinend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bruinen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bräunen | bronzen; bruinen | fruiten |
Wiktionary Translations for bruinen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bruinen | → bräunen; braun werden; sich bräunen | ↔ bronzer — rendre dur et résistant comme le bronze. |