Summary
Dutch to German: more detail...
- brutaliseren:
-
Wiktionary:
- brutaliseren → schikanieren, brüskieren
Dutch
Detailed Translations for brutaliseren from Dutch to German
brutaliseren:
-
brutaliseren (bruuskeren)
schikanieren; brüskieren; brutal vorgehen-
brutal vorgehen verb (gehe brutal vor, gehst brutal vor, geht brutal vor, ging brutal vor, gingt brutal vor, brutal vorgegangen)
Conjugations for brutaliseren:
o.t.t.
- brutaliseer
- brutaliseert
- brutaliseert
- brutaliseren
- brutaliseren
- brutaliseren
o.v.t.
- brutaliseerde
- brutaliseerde
- brutaliseerde
- brutaliseerden
- brutaliseerden
- brutaliseerden
v.t.t.
- heb gebrutaliseerd
- hebt gebrutaliseerd
- heeft gebrutaliseerd
- hebben gebrutaliseerd
- hebben gebrutaliseerd
- hebben gebrutaliseerd
v.v.t.
- had gebrutaliseerd
- had gebrutaliseerd
- had gebrutaliseerd
- hadden gebrutaliseerd
- hadden gebrutaliseerd
- hadden gebrutaliseerd
o.t.t.t.
- zal brutaliseren
- zult brutaliseren
- zal brutaliseren
- zullen brutaliseren
- zullen brutaliseren
- zullen brutaliseren
o.v.t.t.
- zou brutaliseren
- zou brutaliseren
- zou brutaliseren
- zouden brutaliseren
- zouden brutaliseren
- zouden brutaliseren
en verder
- ben gebrutaliseerd
- bent gebrutaliseerd
- is gebrutaliseerd
- zijn gebrutaliseerd
- zijn gebrutaliseerd
- zijn gebrutaliseerd
diversen
- brutaliseer!
- brutaliseert!
- gebrutaliseerd
- brutaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for brutaliseren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
brutal vorgehen | brutaliseren; bruuskeren | koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren |
brüskieren | brutaliseren; bruuskeren | bruuskeren; onheus bejegenen |
schikanieren | brutaliseren; bruuskeren | chicaneren; donderjagen; jennen; kleinzielig gedragen; koeioneren; kwellen; lastigvallen; narren; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; teisteren; tergen; treiteren; uitdagen; zieken |
Wiktionary Translations for brutaliseren:
brutaliseren
verb
-
met grofheid of geweld bejegenen
- brutaliseren → schikanieren; brüskieren