Dutch
Detailed Translations for ets from Dutch to German
ets:
Translation Matrix for ets:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Gravierarbeit | ets; gravure; plaat | gravering |
Gravierung | ets; gravure; plaat | gravering |
Radierung | ets; gravure; plaat |
Related Words for "ets":
ets form of etsen:
Conjugations for etsen:
o.t.t.
- ets
- etst
- etst
- etsen
- etsen
- etsen
o.v.t.
- etste
- etste
- etste
- etsten
- etsten
- etsten
v.t.t.
- heb geëtst
- hebt geëtst
- heeft geëtst
- hebben geëtst
- hebben geëtst
- hebben geëtst
v.v.t.
- had geëtst
- had geëtst
- had geëtst
- hadden geëtst
- hadden geëtst
- hadden geëtst
o.t.t.t.
- zal etsen
- zult etsen
- zal etsen
- zullen etsen
- zullen etsen
- zullen etsen
o.v.t.t.
- zou etsen
- zou etsen
- zou etsen
- zouden etsen
- zouden etsen
- zouden etsen
en verder
- is geëtst
- zijn geëtst
diversen
- ets!
- etst!
- geëtst
- etsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for etsen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Radieren | etsen | |
Ätzen | etsen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
gravieren | etsen; graveren | graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen |
radieren | etsen; graveren | |
schneiden | etsen; graveren | afknippen; afsnijden; besnoeien; coifferen; couperen; grootspreken; kappen; knippen; kort knippen; kort maken; korten; links laten liggen; met effect spelen; negeren; opensnijden; opscheppen; opsnijden; snerpen; snijden; snoeien; snoeven; trimmen |
stechen | etsen; graveren | een barrage rijden; graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen; priemen; prikken; steken; steken geven; troef zijn |
ätzen | etsen; graveren | binnenkrijgen; inbijten; inetsen; invreten; opslokken; zwelgen |