Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. gaan varen:


Dutch

Detailed Translations for gaan varen from Dutch to German

gaan varen:

gaan varen verb

  1. gaan varen
    anfahren; austreiben
    • anfahren verb (fahre an, fährst an, fährt an, fuhr an, fuhrt an, angefahren)
    • austreiben verb (treibe aus, treibst aus, treibt aus, trieb aus, triebt aus, ausgetrieben)

Translation Matrix for gaan varen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anfahren gaan varen aanvaren; afbekken; afblaffen; afsnauwen; gaan rijden; snauwen; toebijten; toesnauwen; uitsliepen; uitvallen tegen
austreiben gaan varen deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; uitdrijven; zetten

Related Translations for gaan varen