Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. gegeneerd:
  2. generen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gegeneerd from Dutch to German

gegeneerd:

gegeneerd adj

  1. gegeneerd

Translation Matrix for gegeneerd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
lästig gegeneerd afgezaagd; bezwaarlijk; delicaat; ellendig; hachelijk; hinder veroorzakend; hinderlijk; kritiek; krukkig; langdraadig; langwijlig; lastig; lastige; melig; met bezwaren; naar; netelig; niet schikkend; onaangenaam; onbeholpen; oncomfortabel; ongelegen; ongemakkelijk; ongerieflijk; onhandig; onplezierig; onverkwikkelijk; opgelaten; penibel; precair; rot; saai; schutterig; slungelig; storend; stumperig; stuntelig; sukkelig; vervelend
umbequem gegeneerd krukkig; onbeholpen; oncomfortabel; ongemakkelijk; ongerieflijk; onhandig; opgelaten; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
unangenehm gegeneerd afgezaagd; brutaal; delicaat; ellendig; ergerlijk; hachelijk; hinderlijk; hondsbrutaal; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; irritant; kil; koud en vochtig; kritiek; langdraadig; langwijlig; lastig; lelijk; lelijk uitziend; melig; naar; netelig; niet schikkend; onaangenaam; onbehaaglijk; ongelegen; ongemakkelijk; onplezierig; onprettig; onverkwikkelijk; onwennig; opgelaten; penibel; precair; rot; saai; storend; stuitend; vervelend; vrijpostig
unbehaglich gegeneerd krukkig; onbehaaglijk; onbeholpen; oncomfortabel; ongemakkelijk; ongerieflijk; onhandig; onwennig; opgelaten; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
unbequem gegeneerd afgezaagd; delicaat; ellendig; hachelijk; hinderlijk; kritiek; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; naar; netelig; niet schikkend; onaangenaam; onbehaaglijk; ongelegen; ongemakkelijk; onplezierig; onprettig; onverkwikkelijk; onwennig; opgelaten; penibel; precair; rot; saai; storend; vervelend

generen:

generen verb (geneer, geneert, geneerde, geneerden, gegeneerd)

  1. generen (schamen)

Conjugations for generen:

o.t.t.
  1. geneer
  2. geneert
  3. geneert
  4. generen
  5. generen
  6. generen
o.v.t.
  1. geneerde
  2. geneerde
  3. geneerde
  4. geneerden
  5. geneerden
  6. geneerden
v.t.t.
  1. ben gegeneerd
  2. bent gegeneerd
  3. is gegeneerd
  4. zijn gegeneerd
  5. zijn gegeneerd
  6. zijn gegeneerd
v.v.t.
  1. was gegeneerd
  2. was gegeneerd
  3. was gegeneerd
  4. waren gegeneerd
  5. waren gegeneerd
  6. waren gegeneerd
o.t.t.t.
  1. zal generen
  2. zult generen
  3. zal generen
  4. zullen generen
  5. zullen generen
  6. zullen generen
o.v.t.t.
  1. zou generen
  2. zou generen
  3. zou generen
  4. zouden generen
  5. zouden generen
  6. zouden generen
diversen
  1. geneer!
  2. geneert!
  3. gegeneerd
  4. generend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for generen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
sichgenieren generen; schamen

Wiktionary Translations for generen:

generen
verb
  1. schaamte voelen