Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. geremd:
  2. remmen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geremd from Dutch to German

geremd:


remmen:

remmen verb (rem, remt, remde, remden, geremd)

  1. remmen (afremmen; stoppen)
    stoppen; bremsen; abbremsen
    • stoppen verb (stoppe, stoppst, stoppt, stoppte, stopptet, gestoppt)
    • bremsen verb (bremse, bremsst, bremst, bremste, bremstet, gebremst)
    • abbremsen verb (bremse ab, bremst ab, bremste ab, bremstet ab, abgebremst)
  2. remmen (stopzetten; ophouden; tegenhouden; halt houden; tot staan brengen)
    stoppen; anhalten; bremsen; aufhören
    • stoppen verb (stoppe, stoppst, stoppt, stoppte, stopptet, gestoppt)
    • anhalten verb (halte an, hälst an, hält an, hielt an, hieltet an, angehalten)
    • bremsen verb (bremse, bremsst, bremst, bremste, bremstet, gebremst)
    • aufhören verb (höre auf, hörst auf, hört auf, hörte auf, hörtet auf, aufgehört)
  3. remmen (afremmen)
    abbremsen
    • abbremsen verb (bremse ab, bremst ab, bremste ab, bremstet ab, abgebremst)

Conjugations for remmen:

o.t.t.
  1. rem
  2. remt
  3. remt
  4. remmen
  5. remmen
  6. remmen
o.v.t.
  1. remde
  2. remde
  3. remde
  4. remden
  5. remden
  6. remden
v.t.t.
  1. heb geremd
  2. hebt geremd
  3. heeft geremd
  4. hebben geremd
  5. hebben geremd
  6. hebben geremd
v.v.t.
  1. had geremd
  2. had geremd
  3. had geremd
  4. hadden geremd
  5. hadden geremd
  6. hadden geremd
o.t.t.t.
  1. zal remmen
  2. zult remmen
  3. zal remmen
  4. zullen remmen
  5. zullen remmen
  6. zullen remmen
o.v.t.t.
  1. zou remmen
  2. zou remmen
  3. zou remmen
  4. zouden remmen
  5. zouden remmen
  6. zouden remmen
en verder
  1. ben geremd
  2. bent geremd
  3. is geremd
  4. zijn geremd
  5. zijn geremd
  6. zijn geremd
diversen
  1. rem!
  2. remt!
  3. geremd
  4. remmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for remmen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abbremsen afremmen; remmen; stoppen
anhalten halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen aanhouden; beslissen; besluiten; doorgaan; doorzetten; halt houden; onderbreken; ophouden; standhouden; stoppen; temporiseren; vertragen; volharden; volhouden; voortbestaan; voortduren
aufhören halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen aankomen; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; finishen; het werk neerleggen als protest; ophouden; staken; stoppen; werkonderbreken
bremsen afremmen; halt houden; ophouden; remmen; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen
stoppen afremmen; halt houden; ophouden; remmen; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen afzetten; de tijd opnemen; doen stoppen; een halt toeroepen; halt houden; klokken; stilzetten; stoppen; timen; tot stilstand brengen

Related Words for "remmen":


Related Definitions for "remmen":

  1. het ding laten stoppen1
    • je moet remmen voor je de bocht om gaat1

Wiktionary Translations for remmen:

remmen
verb
  1. snelheid doen verminderen

Cross Translation:
FromToVia
remmen Bremse brake — device used to slow or stop a vehicle
remmen bremsen brake — to be stopped or slowed (as if) by braking
remmen verhindern; sperren; hindern; hemmen inhibit — to hinder; to restrain
remmen bremsen; abbremsen; hemmen; drosseln freinerretenir, ralentir, arrêter à l’aide d’un frein.