Dutch

Detailed Translations for geschift from Dutch to German

geschift:

geschift adj

  1. geschift (knettergek; krankjorum; kierewiet; )
  2. geschift (gek; mesjogge; krankjorum; )
  3. geschift (krankjorum; mesjogge; getikt; )

Translation Matrix for geschift:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
bekloppt achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knettergek; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot dwaas; eigenaardig; geestelijk gestoord; gek; maf; mal; typisch; vreemd
bescheuert achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knettergek; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot dwaas; eigenaardig; geestelijk gestoord; gek; maf; mal; typisch; vreemd
blöd achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot achterlijk; afgestompt; afstompend; breinloos; dom; dwaas; eentonig; eigenaardig; geestdodend; geesteloos; gek; hersenloos; idioot; maf; mal; onbenullig; onnozel; onverstandig; saai; stom; stompzinnig; stupide; suf; typisch; verstandeloos; vreemd
blöde achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot dwaas; eigenaardig; gek; idioot; maf; mal; redeloos; schaapachtig; typisch; verstandeloos; vreemd; zonder verstand
blödsinnig achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot achterlijk; bezopen; dwaas; eigenaardig; gek; idioot; kolderiek; maf; mal; stomdroken; typisch; vreemd; zwakzinnig
dämlich achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; dwaas; eigenaardig; geesteloos; gek; hersenloos; idioot; maf; mal; onbenullig; onnozel; onverstandig; redeloos; schaapachtig; stompzinnig; stupide; typisch; verstandeloos; vreemd; zonder verstand
geisteskrank achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot achterlijk; dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd; zwakzinnig
geistesschwach achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot achtergebleven; achterlijk; dwaas; eigenaardig; gek; licht; lichtwegend; maf; mal; minderbegaafd; typisch; vreemd
gestört achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot achterlijk; dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd; zwakzinnig
hirnverbrannt geschift; getikt; hoorndol; kierewiet; knots; krankjorum; maf; mal; mesjogge
idiotenhaft achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd
idiotisch achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot bezopen; dwaas; eigenaardig; geestelijk gestoord; gek; idioot; maf; mal; stomdroken; typisch; vreemd
irre achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot achterlijk; curieus; dwaas; eigenaardig; enorm; geestelijk verward; gek; gigantisch; immens; in de war; in zeer hoge mate; kolossaal; maf; mal; merkwaardig; ondersteboven; onthutst; reusachtig; typisch; verward; vreemd; zeer groot; zwakzinnig
irrsinnig achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot achterlijk; curieus; dwaas; eigenaardig; geestelijk gestoord; gek; maf; mal; merkwaardig; typisch; vreemd; zwakzinnig
lächerlich achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot absurd; belachelijk; bespottelijk; curieus; lachwekkend; lullig; merkwaardig; ridicuul; vreemd
meschugge achterlijk; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd
närrisch achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd
plemplem geschift; getikt; hoorndol; kierewiet; knettergek; knots; krankjorum; niet goed snik
stumpfsinnig achterlijk; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot achterlijk; afgestompt; afstompend; breinloos; daas; dof; dom; eentonig; eenvoudig; geestdodend; geesteloos; gemakkelijk; hersenloos; idioot; licht; makkelijk; mat; niet moeilijk; onbenullig; onnozel; onverstandig; saai; simpel; soezerig; stom; stompzinnig; stupide; suf; verstandeloos; versuft
töricht achterlijk; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot dom; dwaas; geestelijk gestoord; gek; idioot; onbezonnen; onverstandig; onwijs; redeloos; stom; suf; verstandeloos; zonder verstand
unsinnig achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot geestelijk gestoord; gek; nutteloos; ongerijmd; onzinnig; redeloos; verstandeloos; zinloos; zonder verstand
unvernünftig achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot dom; onverstandig; redeloos; stom; suf; verstandeloos; zonder verstand
verrückt achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knettergek; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot achterlijk; doldwaas; dwaas; eigenaardig; geestesziek; gek; idioot; krankzinnig; maf; mal; mesjokke; tilt; tureluurs; typisch; vreemd; waanzinnig; zwakzinnig
verstört achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot diffuus; doorelkaar; dwaas; eigenaardig; geestelijk verward; gek; in de war; maf; mal; ondersteboven; typisch; vaag waarneembaar; verward; vreemd
wahnsinnig achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot achterlijk; dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd; zwakzinnig
wahnwitzig achterlijk; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; typisch; vreemd
wirr achterlijk; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot diffuus; doorelkaar; dwaas; eigenaardig; geestelijk verward; gek; in de war; maf; mal; ondersteboven; typisch; vaag waarneembaar; verward; vreemd
übergeschnappt achterlijk; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knettergek; knots; krankjorum; krankzinnig; maf; mesjogge; niet goed snik; stupide; zot dwaas; eigenaardig; gek; maf; mal; tureluurs; typisch; vreemd

Related Words for "geschift":


schiften:

schiften verb (schift, schiftte, schiftten, geschift)

  1. schiften (sorteren; rangeren; uitzoeken; ordenen)
    ordnen; gliedern
    • ordnen verb (ordne, ordnest, ordnet, ordnete, ordnetet, geordnet)
    • gliedern verb (gliedre, gliederst, gliedert, gliederte, gliedertet, gegliedert)
  2. schiften (selecteren; kiezen; uitzoeken; )
    auswählen; selektieren; heraussuchen; sieben; herauspicken; sichten; auslesen; sortieren
    • auswählen verb (wähle aus, wählst aus, wählt aus, wählte aus, wähltet aus, ausgewählt)
    • selektieren verb (selektiere, selektierst, selektiert, selektierte, selektiertet, selektiert)
    • heraussuchen verb (suche heraus, suchst heraus, sucht heraus, suchte heraus, suchtet heraus, herausgesucht)
    • sieben verb (siebe, siebst, siebt, siebte, siebtet, gesiebt)
    • herauspicken verb (picke heraus, pickst heraus, pickt heraus, pickte heraus, picktet heraus, herausgepickt)
    • sichten verb (sichte, sichtest, sichtet, sichtete, sichtetet, gesichtet)
    • auslesen verb (lese aus, liest aus, las aus, last aus, ausgelesen)
    • sortieren verb (sortiere, sortierst, sortiert, sortierte, sortiertet, sortiert)
  3. schiften (verzuren; zuur worden)
    gerinnen; sauer werden
    • gerinnen verb (gerinne, gerinnst, gerinnt, gerann, gerannt, geronnen)
    • sauer werden verb (werde sauer, wirdst sauer, wird sauer, wurde sauer, wurdet sauer, sauer geworden)

Conjugations for schiften:

o.t.t.
  1. schift
  2. schift
  3. schift
  4. schiften
  5. schiften
  6. schiften
o.v.t.
  1. schiftte
  2. schiftte
  3. schiftte
  4. schiftten
  5. schiftten
  6. schiftten
v.t.t.
  1. heb geschift
  2. hebt geschift
  3. heeft geschift
  4. hebben geschift
  5. hebben geschift
  6. hebben geschift
v.v.t.
  1. had geschift
  2. had geschift
  3. had geschift
  4. hadden geschift
  5. hadden geschift
  6. hadden geschift
o.t.t.t.
  1. zal schiften
  2. zult schiften
  3. zal schiften
  4. zullen schiften
  5. zullen schiften
  6. zullen schiften
o.v.t.t.
  1. zou schiften
  2. zou schiften
  3. zou schiften
  4. zouden schiften
  5. zouden schiften
  6. zouden schiften
en verder
  1. ben geschift
  2. bent geschift
  3. is geschift
  4. zijn geschift
  5. zijn geschift
  6. zijn geschift
diversen
  1. schift!
  2. schift!
  3. geschift
  4. schiftend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schiften:

VerbRelated TranslationsOther Translations
auslesen kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften aflezen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; selectie toepassen; uitlezen; uitpluizen; uitrafelen; uitverkiezen; uitvezelen; uitzoeken; verkiezen
auswählen kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften aflezen; kiezen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; selectie toepassen; uitlezen; uitpluizen; uitrafelen; uitverkiezen; uitvezelen; uitzoeken; verkiezen
gerinnen schiften; verzuren; zuur worden opstijven
gliedern ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken delen; indexeren; onderverdelen; opdelen; opsplitsen; splitsen; van indexnummers voorzien
herauspicken kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften aflezen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; peuteren; pulken; uitlezen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
heraussuchen kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften aflezen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitlezen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
ordnen ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken afspreken; arrangeren; bedisselen; groeperen; indelen; ordenen; rangordenen; rangschikken; regelen; structureren; structuur aanbrengen; struktureren; systematiseren; vlijen
sauer werden schiften; verzuren; zuur worden
selektieren kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; selectie toepassen; uitpluizen; uitrafelen; uitverkiezen; uitvezelen; uitzoeken; verkiezen
sichten kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften aflezen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitlezen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
sieben kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften aflezen; doorzijgen; filteren; filtreren; laten doorsijpelen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; percoleren; uitlezen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; zeven; ziften
sortieren kiezen; schiften; selecteren; selectie toepassen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften aflezen; arrangeren; ficheren; groeperen; indelen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; ordenen; sorteren; systematiseren; uitlezen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
OtherRelated TranslationsOther Translations
sieben zeven

Wiktionary Translations for schiften:


Cross Translation:
FromToVia
schiften sich trennen; auseinanderfallen separate — divide itself into separate pieces or substances
schiften absondern; abteilen; abtrennen; scheiden; trennen; abscheiden; separieren; beiseite nehmen séparerdésunir des parties d’un même tout qui étaient joindre.
schiften ordnen; sortieren; auswählen; absondern; abteilen; abtrennen; scheiden; trennen; abscheiden; separieren; beiseite nehmen trierséparer ce que l'on souhaite garder et ce que l'on souhaite jeter.