Dutch

Detailed Translations for geslepen from Dutch to German

geslepen:

geslepen adj

  1. geslepen (doortrapt; gemeen; achterbaks; )
  2. geslepen (vlak; effen; gelijk; )
    flach; platt; egal; gleich; eben
  3. geslepen (listig; sluw; geraffineerd; )
  4. geslepen (gladgeslepen; gepolijst; gladgemaakt)
  5. geslepen (leep; sluw; gewiekst; gehaaid)
  6. geslepen (doorgewinterd; door en door; geroutineerd; uitgeslapen)

Translation Matrix for geslepen:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
abgefeimt arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; schurkachtig; vals
abgehärtet door en door; doorgewinterd; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen doorgewinterde; gestaald
aufpoliert gepolijst; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen opgesierd; opgesmukt; verfraaid
ausgekocht achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt adrem; bijdehand; boefachtig; boosaardig; clever; gemeen; geniaal; gevat; gluiperig; kien; pienter; raak; schrander; schurkachtig; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vals; vernuftig
berechnend arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw berekend; berekenend; gehaaid; gewiekst; steeds op voordeel uit
bösartig achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt boefachtig; boosaardig; bosachtig; donker; dreigend; dubieus; duister; gemeen; giftig; glibberig; gluiperig; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; kwaadaardig; kwaadwillig; luguber; macaber; malicieus; met slechte intentie; min; obscuur; onguur; onheilspellend; schurkachtig; sinister; slecht; spookachtig; tweetongig; vals; venijnig; verdacht; verraderlijk
böse achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt bitter; boefachtig; boos; boosaardig; dol; donker; dreigend; dubieus; duister; furieus; gebelgd; gekwetst; gemeen; giftig; glibberig; gluiperig; hels; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; kwaad; kwaadaardig; kwaadwillig; laaiend; luguber; macaber; met slechte intentie; min; misnoegd; nijdig; obscuur; onguur; onheilspellend; razend; schurkachtig; sinister; slecht; spinnijdig; spookachtig; tierend; toornig; vals; venijnig; verdacht; vergramd; verontwaardigd; verstoord; vertoornd; woedend; woest; zeer boos; ziedend
doppelzüngig achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt gemeen; heimelijk; in het geheim; in het geniep; kwaadwillig; met slechte intentie; op steelse wijze; slecht; steels; steelsgewijze; tersluiks; tweetongig; vals
durchtrieben achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt adrem; behorende tot de harde kern; bijdehand; boefachtig; boosaardig; gemeen; gevat; gluiperig; raak; schurkachtig; snedig; vals; van de harde kern
eben effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit effen; juist; van één kleur; zopas; zoëven
egal effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit effen; indifferent; laconiek; lauw; ongefundeerd; ongegrond; ongemotiveerd; ongevoelig; ongeïnteresseerd; onverschillig; van één kleur; zonder grond
falsch achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt abuis; banaal; bedriegelijk; ernaast; fout; foutief; gefingeerd; gemeen; grof; kwaadwillig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; met slechte intentie; mis; nagemaakt; niet echt; niet hoog; onecht; onedel; ongepast; onjuist; onkies; onvertogen; onwaar; plat; platvloers; schunnig; slecht; ten onrechte; triviaal; tweetongig; vals; valselijk; verkeerd; vunzig
flach effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit doorwaadbaar; ondiep
gehärtet door en door; doorgewinterd; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen gehard; gestaald; verstevigd
gehässig achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt boos; furieus; gemeen; hatelijk; kwaad; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; met sarcasme; nijdig; onedel; razend; sarcastisch; spinnijdig; stekelig; toornig; vertoornd; vijandig; woest; ziedend
gemein achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt banaal; bedriegelijk; bosachtig; donker; dubieus; duister; gefingeerd; gemeen; gemeenschappelijk; gewoon; gezamenlijk; glibberig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; luguber; macaber; met zijn allen; min; nagemaakt; normaal; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; ploertig; slecht; spookachtig; tezamen; vals; verdacht; vuig
gerieben achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt gehaaid; gevat; gewiekst; snedig; uitgeslapen
gerissen achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt adrem; bij de pinken; bijdehand; boefachtig; boosaardig; clever; gemeen; gescheurd; gevat; gluiperig; goochem; kien; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; schurkachtig; slim; snedig; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vals
geschliffen achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; gepolijst; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gladgemaakt; gladgeslepen; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt gelikt; gepoetst; gepolijst; gescherpt; gladjanusachtig; opgepoetst
gewandt achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt adrem; behendig; bekwaam; bijdehand; briljant; clever; doorkneed; ervaren; gevat; handig; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; pienter; raak; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk
gewichst achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt adrem; bijdehand; clever; gevat; kien; pienter; raak; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen
gewiegt gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
glatt achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt aangenaam; adrem; bijdehand; blinkend; botweg; comfortabel; eenvoudig; gemakkelijk; geriefelijk; gevat; gewoonweg; glad; glibberig; glimmend; glunderend; in een handomdraai; klinkklaar; kneedbaar; licht; lichtwegend; makkelijk; moeiteloos; niet moeilijk; overbeleefd; raak; rechttoe; simpel; snedig; vanzelf; vormbaar; zonder moeite
glattgeschliffen gepolijst; geslepen; gladgemaakt; gladgeslepen
gleich effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit direct; eender; eenvormig; exact hetzelfde; geheel gelijk; gelijk; gelijkvormig; hetzelfde; identiek; net zo; onveranderd; op elkaar lijkend; overeenkomend; zo; zo meteen
heimtückisch achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; banaal; bedriegelijk; donker; dubieus; duister; gefingeerd; gemeen; geniepig; gevaarlijk; glibberig; gluiperig; grof; heimelijk; in het geheim; in het geniep; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; luguber; macaber; min; nagemaakt; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; op steelse wijze; plat; platvloers; schunnig; slecht; snood; spookachtig; steels; steelsgewijze; stiekem; tersluiks; triviaal; trouweloos; vals; verdacht; verraderlijk; vunzig
hinterhältig achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; banaal; bedriegelijk; boefachtig; boosaardig; donker; dubieus; duister; gefingeerd; gemeen; geniepig; glibberig; gluiperig; grof; in het geniep; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; luguber; macaber; min; nagemaakt; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; plat; platvloers; schunnig; schurkachtig; slecht; snood; spookachtig; stiekem; triviaal; vals; verdacht; vunzig
hinterlistig achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt achterbaks; banaal; bedriegelijk; clever; donker; doortrapt; dreigend; dubieus; duister; gefingeerd; gemeen; geniepig; glibberig; gluiperig; grof; heimelijk; huiveringwekkend; in het geheim; in het geniep; kien; kwaadwillig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; listig; lomp; luguber; macaber; met slechte intentie; min; nagemaakt; obscuur; onecht; onedel; onguur; onheilspellend; onwaar; op steelse wijze; pienter; plat; platvloers; schrander; schunnig; sinister; slecht; slim; slinks; snood; snugger; spookachtig; steels; steelsgewijze; stiekem; tersluiks; triviaal; tweetongig; uitgeslapen; vals; verdacht; vunzig
link arglistig; doortrapt; geraffineerd; geslepen; leep; link; listig; slinks; sluw
listig achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt boefachtig; boosaardig; clever; gemeen; gluiperig; kien; pienter; scherpzinnig; schrander; schurkachtig; slim; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vals
niederträchtig achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt bedriegelijk; boefachtig; boosaardig; donker; dubieus; duister; eerloos; gefingeerd; gemeen; glibberig; gluiperig; infaam; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; min; nagemaakt; niet hoog; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; ploertig; schandalig; schurkachtig; slecht; vals; verdacht; verfoeilijk
pfiffig gehaaid; geslepen; gewiekst; leep; sluw adrem; behendig; bekwaam; bij de pinken; bijdehand; clever; geestig; geinig; gevat

Related Words for "geslepen":


Wiktionary Translations for geslepen:


Cross Translation:
FromToVia
geslepen schlau; gerissen; listig cunning — sly
geslepen geschnitten; geschliffen cut — of a gem, carved into a shape
geslepen abgefeimt; verschlagen; verschmitzt retors — Fil retordu, second tour donné à un fil, torsion des fils.

geslepen form of slijpen:

slijpen verb (slijp, slijpt, slijpte, slijpten, geslepen)

  1. slijpen (wetten; aanzetten; scherpen)
    wetzen; schleifen; schärfen; abschleifen
    • wetzen verb (wetze, wetzt, wetzte, wetztet, gewetzt)
    • schleifen verb (schleife, schleifst, schleift, schliff, schlifft, geschliffen)
    • schärfen verb (schärfe, schärfst, schärft, schärfte, schärftet, geschärft)
    • abschleifen verb (schleife ab, schleifst ab, schleift ab, schleifte ab, schleiftet ab, abgeschleift)
  2. slijpen (scherp maken)
    schleifen; abschleifen; wetzen
    • schleifen verb (schleife, schleifst, schleift, schliff, schlifft, geschliffen)
    • abschleifen verb (schleife ab, schleifst ab, schleift ab, schleifte ab, schleiftet ab, abgeschleift)
    • wetzen verb (wetze, wetzt, wetzte, wetztet, gewetzt)
  3. slijpen (aanslijpen)
    anspitzen
    • anspitzen verb (spitze an, spitzt an, spitzte an, spitztet an, angespitzt)

Conjugations for slijpen:

o.t.t.
  1. slijp
  2. slijpt
  3. slijpt
  4. slijpen
  5. slijpen
  6. slijpen
o.v.t.
  1. slijpte
  2. slijpte
  3. slijpte
  4. slijpten
  5. slijpten
  6. slijpten
v.t.t.
  1. heb geslepen
  2. hebt geslepen
  3. heeft geslepen
  4. hebben geslepen
  5. hebben geslepen
  6. hebben geslepen
v.v.t.
  1. had geslepen
  2. had geslepen
  3. had geslepen
  4. hadden geslepen
  5. hadden geslepen
  6. hadden geslepen
o.t.t.t.
  1. zal slijpen
  2. zult slijpen
  3. zal slijpen
  4. zullen slijpen
  5. zullen slijpen
  6. zullen slijpen
o.v.t.t.
  1. zou slijpen
  2. zou slijpen
  3. zou slijpen
  4. zouden slijpen
  5. zouden slijpen
  6. zouden slijpen
en verder
  1. ben geslepen
  2. bent geslepen
  3. is geslepen
  4. zijn geslepen
  5. zijn geslepen
  6. zijn geslepen
diversen
  1. slijp!
  2. slijpt!
  3. geslepen
  4. slijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

slijpen [znw.] noun

  1. slijpen (wegslijpen)
    Schleifen

Translation Matrix for slijpen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Schleifen slijpen; wegslijpen loopings
anspitzen toespitsing
VerbRelated TranslationsOther Translations
abschleifen aanzetten; scherp maken; scherpen; slijpen; wetten afslijpen; erafslijpen
anspitzen aanslijpen; slijpen aanpunten; aanscherpen; aanspitsen; iemand opstoken; opjutten; opzetten; punteren; spitsen
schleifen aanzetten; scherp maken; scherpen; slijpen; wetten een slepende gang hebben; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; hard drillen; met zich meeslepen; uitslijpen; wegslijpen
schärfen aanzetten; scherpen; slijpen; wetten
wetzen aanzetten; scherp maken; scherpen; slijpen; wetten aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overhaasten; rennen; reppen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden

Wiktionary Translations for slijpen:

slijpen
verb
  1. door wrijving met een hard fijnverdeeld poeder het oppervlak van een vast voorwerp spiegelglad maken

Cross Translation:
FromToVia
slijpen honen; feinschleifen; ziehschleifen hone — to sharpen with a hone
slijpen schärfen sharpen — to make sharp
slijpen wetzen whet — hone or rub on with some substance for the purpose of sharpening
slijpen schleifen; wetzen; scharf machen; schärfen; spitzen affileraiguiser le tranchant émousser ou ébrécher d’un instrument, lui donner le fil.
slijpen schleifen; wetzen; scharf machen; schärfen; spitzen aiguiserrendre aigu.
slijpen meißeln; schneiden; hacken; hauen taillercouper, retrancher d’une matière, en ôter avec le marteau, le ciseau, ou tout autre instrument, ce qu’il y a de superflu, pour lui donner une certaine forme, pour la rendre propre à tel ou tel usage.

geslepen form of slepen:

slepen verb (sleep, sleept, sleepte, sleepten, geslepen)

  1. slepen
    schleppen; nachziehen
    • schleppen verb (schleppe, schleppst, schleppt, schleppte, schlepptet, geschleppt)
    • nachziehen verb
  2. slepen
    schleppen
    • schleppen verb (schleppe, schleppst, schleppt, schleppte, schlepptet, geschleppt)
  3. slepen
    ziehen
    • ziehen verb (ziehe, ziehst, zieht, zog, zogt, gezogen)

Conjugations for slepen:

o.t.t.
  1. sleep
  2. sleept
  3. sleept
  4. slepen
  5. slepen
  6. slepen
o.v.t.
  1. sleepte
  2. sleepte
  3. sleepte
  4. sleepten
  5. sleepten
  6. sleepten
v.t.t.
  1. heb geslepen
  2. hebt geslepen
  3. heeft geslepen
  4. hebben geslepen
  5. hebben geslepen
  6. hebben geslepen
v.v.t.
  1. had geslepen
  2. had geslepen
  3. had geslepen
  4. hadden geslepen
  5. hadden geslepen
  6. hadden geslepen
o.t.t.t.
  1. zal slepen
  2. zult slepen
  3. zal slepen
  4. zullen slepen
  5. zullen slepen
  6. zullen slepen
o.v.t.t.
  1. zou slepen
  2. zou slepen
  3. zou slepen
  4. zouden slepen
  5. zouden slepen
  6. zouden slepen
en verder
  1. ben geslepen
  2. bent geslepen
  3. is geslepen
  4. zijn geslepen
  5. zijn geslepen
  6. zijn geslepen
diversen
  1. sleep!
  2. sleept!
  3. geslepen
  4. slepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

slepen [het ~] noun

  1. het slepen (wegslepen)
    Abschleppen; Schleppen

Translation Matrix for slepen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abschleppen slepen; wegslepen wegslepen
Schleppen slepen; wegslepen
VerbRelated TranslationsOther Translations
nachziehen slepen
schleppen slepen gebukt gaan onder; meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen; sjouwen; sleuren; torsen; versjouwen; zeulen; zich voortslepen
ziehen slepen aankweken; aanplanten; een snuif nemen; fokken; genereren; hieuwen; hieven; iets ophalen; insnuiven; kweken; lenen; met een spil omhoogwerken; ontlenen; opfokken; opkweken; opsnuiven; planten; procreëren; rukken; sleuren; snuiven; telen; tochten; trekken; verbouwen; voortbrengen

Related Words for "slepen":


Wiktionary Translations for slepen:

slepen
verb
  1. trekkend over de grond of het wateroppervlak verplaatsen
  2. iets in de wacht slepen
slepen
verb
  1. (transitiv), mundartlich, umgangssprachlich: Synonym für „zerren“, „ziehen“

Cross Translation:
FromToVia
slepen schleifen; schleppen; zerren; ziehen drag — to pull along a surface
slepen gleiten slide — to cause to move in contact with a surface
slepen schleppen; nachschleppen trainertirer après soi.
slepen schleppen; nachschleppen traînertirer après soi.

Related Translations for geslepen