Summary


Dutch

Detailed Translations for gevangennemen from Dutch to German

gevangennemen:

gevangennemen verb

  1. gevangennemen (aanhouden; vatten; arresteren; )
    festnehmen; verhaften; fesseln; einsperren
    • festnehmen verb (nehme fest, nimmst fest, nimmt fest, nahm fest, nahmt fest, festgenommen)
    • verhaften verb (verhafte, verhaftest, verhaftet, verhaftete, verhaftetet, verhaftet)
    • fesseln verb (fessle, fesselst, fesselt, fesselte, fesseltet, gefesselt)
    • einsperren verb (sperre ein, sperrst ein, sperrt ein, sperrte ein, sperrtet ein, eingesperrt)
  2. gevangennemen (arresteren; aanhouden; oppakken; inrekenen)
    erfassen; verhaften; fassen; greifen; ergreifen
    • erfassen verb (erfaße, erfaßt, erfaßte, erfaßtet, erfaßt)
    • verhaften verb (verhafte, verhaftest, verhaftet, verhaftete, verhaftetet, verhaftet)
    • fassen verb (fasse, fasst, fasste, fasstet, gefasst)
    • greifen verb (greife, greifst, greift, griff, grifft, gegriffen)
    • ergreifen verb (ergreife, ergreifst, ergreift, ergriff, ergrifft, ergriffen)

Translation Matrix for gevangennemen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
einsperren aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten bijsluiten; bijvoegen; detineren; gevangen zetten; gevangenhouden; in de cel zetten; in hechtenis houden; insluiten; interneren; isoleren; kooien; opsluiten; schutten; toevoegen; vasthouden; vastzetten
erfassen aanhouden; arresteren; gevangennemen; inrekenen; oppakken betrappen; bijsluiten; bijvoegen; grijpen; iets bemachtigen; indexeren; insluiten; klauwen; nemen; nuttigen; obsederen; omtrekken; pakken; registreren; snappen; te pakken krijgen; toevoegen; van indexnummers voorzien; vangen; vatten; verkrijgen; verschalken; verstaan; verstrikken
ergreifen aanhouden; arresteren; gevangennemen; inrekenen; oppakken aangrijpen; betrappen; grijpen; iets bemachtigen; klauwen; nuttigen; obsederen; ontroeren; pakken; snappen; te pakken krijgen; vangen; vatten; verkrijgen; verschalken; verstrikken
fassen aanhouden; arresteren; gevangennemen; inrekenen; oppakken aanklampen; aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; begrijpen; beseffen; betrappen; doorzien; grijpen; iets bemachtigen; inzien; klauwen; met het verstand vatten; nuttigen; obsederen; onderkennen; pakken; realiseren; snappen; te pakken krijgen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verkrijgen; verschalken; verstrikken; zich beheersen
fesseln aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten aandacht vasthouden; boeien; buitmaken; fascineren; gekluisterd zitten; intrigeren; obsederen; vangen; vastbinden; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen; vastsjorren
festnehmen aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten grijpen; handboeien omdoen; in de boeien slaan; ketenen; klauwen; obsederen; pakken; vangen; vatten; verstrikken
greifen aanhouden; arresteren; gevangennemen; inrekenen; oppakken aanklampen; aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; buitmaken; grijpen; klauwen; obsederen; pakken; toeslaan; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstrikken
verhaften aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten detineren; gevangenhouden; grijpen; in hechtenis houden; klauwen; obsederen; pakken; vangen; vasthouden; vatten; verstrikken