Dutch

Detailed Translations for gezwollen from Dutch to German

gezwollen:


zwellen:

zwellen verb (zwel, zwelt, zwol, zwollen, gezwollen)

  1. zwellen (opzwellen)
    aufschwellen; schwellen; anschwellen
    • schwellen verb (schwelle, schwellst, schwellt, schwellte, schwelltet, geschwellt)
    • anschwellen verb (schwelle an, schwellst an, schwellt an, schwellte an, schwelltet an, angeschwellt)

Conjugations for zwellen:

o.t.t.
  1. zwel
  2. zwelt
  3. zwelt
  4. zwellen
  5. zwellen
  6. zwellen
o.v.t.
  1. zwol
  2. zwol
  3. zwol
  4. zwollen
  5. zwollen
  6. zwollen
v.t.t.
  1. ben gezwollen
  2. bent gezwollen
  3. is gezwollen
  4. zijn gezwollen
  5. zijn gezwollen
  6. zijn gezwollen
v.v.t.
  1. was gezwollen
  2. was gezwollen
  3. was gezwollen
  4. waren gezwollen
  5. waren gezwollen
  6. waren gezwollen
o.t.t.t.
  1. zal zwellen
  2. zult zwellen
  3. zal zwellen
  4. zullen zwellen
  5. zullen zwellen
  6. zullen zwellen
o.v.t.t.
  1. zou zwellen
  2. zou zwellen
  3. zou zwellen
  4. zouden zwellen
  5. zouden zwellen
  6. zouden zwellen
diversen
  1. zwel!
  2. zwelt!
  3. gezwollen
  4. zwellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zwellen [znw.] noun

  1. zwellen (wassen)
    Schwellen

Translation Matrix for zwellen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Schwellen wassen; zwellen dorpels; drempels
VerbRelated TranslationsOther Translations
anschwellen opzwellen; zwellen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; dik worden; gedijen; groeien; groter worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogstijgen; oprijzen; opzetten; opzwellen; rijzen; stijgen; toenemen; uitdijen; vermeerderen
aufschwellen opzwellen; zwellen
schwellen opzwellen; zwellen aanwassen; dik worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogrijzen; omhoogstijgen; oprijzen; opzwellen; rijzen; stijgen; uitdijen; uitzwellen

Wiktionary Translations for zwellen:

zwellen
verb
  1. in volume toenemen

Cross Translation:
FromToVia
zwellen aufblähen; aufblasen; schwellen bloat — to cause to become distended
zwellen schwellen swell — intransitive: to become bigger, especially due to being engorged
zwellen schwellen enfleraugmenter un corps de volume ; gonfler.