Verb | Related Translations | Other Translations |
ausstellen
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
distribueren; doneren; etaleren; exposeren; geven; ronddelen; schenken; tentoonstellen; tonen; uitreiken; uitstallen; verdelen; vertonen; voor ogen brengen
|
austeilen
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
distribueren; doneren; dulden; duren; geven; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; ronddelen; schenken; toelaten; toestaan; toestemmen; trakteren; uitdelen; uitreiken; verdelen; vergunnen
|
bewilligen
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
autoriseren; binnen laten; dulden; duren; fiatteren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; tolereren; vergunnen; verlenen
|
eingestehen
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
bekennen; biechten; dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; naar buiten hangen; opbiechten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; uithangen; vergunnen
|
einlenken
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
|
einräumen
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
afdekken; afruimen; bijzetten; deponeren; dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; opruimen; permitteren; plaatsen; stationeren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; zetten
|
einsehen
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
begrijpen; beseffen; doorzien; doorzien hebben; inkijken; inzien; met het verstand vatten; onderkennen; opvatten; realiseren; snappen
|
einweisen
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
inlichten; inwerken; neerleggen; onderrichten; onderuit halen; prepareren; verwijzen; voorbereiden op; voorlichten
|
einwilligen
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
akkoord gaan; dulden; duren; eens worden; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; instemmen; inwilligen; laten; overeenkomen; overeenstemmen; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen
|
entgegenkommen
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
concessies doen; dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; naderen; permitteren; tegemoetkomen; toelaten; toenaderen; toestaan; toestemmen; vergunnen; welwillendheid tonen
|
erlauben
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
autoriseren; binnen laten; dulden; duren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen; verlenen; veroorloven
|
genehmigen
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
autoriseren; billijken; binnen laten; dulden; duren; fiatteren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; tolereren; vergunnen; verlenen
|
gestatten
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
autoriseren; binnen laten; dulden; duren; fiatteren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; tolereren; vergunnen; verlenen; veroorloven
|
gestehen
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
als waar erkennen; bekennen; dulden; duren; erkennen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toegeven; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
gewähren
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
binnen laten; distribueren; dulden; duren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; ronddelen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; uitreiken; verdelen; vergunnen; verlenen
|
gutheißen
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
autoriseren; dulden; duren; fiatteren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; tolereren; vergunnen
|
zugeben
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
als waar erkennen; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; erkennen; toegeven; toevoegen; zich over geven; zwichten
|
zugestehen
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
als waar erkennen; autoriseren; binnen laten; erkennen; gunnen; iets toekennen; toebedelen; toegeven; toekennen; toelaten; toewijzen; vergunnen; verlenen; zich over geven
|
zuweisen
|
goed vinden; toestaan; toestemmen
|
gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
entgegenkommen
|
|
dienstwillig; gedienstig; ontmoet; tegemoetgekomen; voorkomend
|