Dutch
Detailed Translations for komen aanvaren from Dutch to German
komen aanvaren:
-
komen aanvaren
Conjugations for komen aanvaren:
o.t.t.
- kom aanvaren
- komt aanvaren
- komt aanvaren
- komen aanvaren
- komen aanvaren
- komen aanvaren
o.v.t.
- kwam aanvaren
- kwam aanvaren
- kwam aanvaren
- kwamen aanvaren
- kwamen aanvaren
- kwamen aanvaren
v.t.t.
- ben komen aanvaren
- bent komen aanvaren
- is komen aanvaren
- zijn komen aanvaren
- zijn komen aanvaren
- zijn komen aanvaren
v.v.t.
- was komen aanvaren
- was komen aanvaren
- was komen aanvaren
- waren komen aanvaren
- waren komen aanvaren
- waren komen aanvaren
o.t.t.t.
- zal komen aanvaren
- zult komen aanvaren
- zal komen aanvaren
- zullen komen aanvaren
- zullen komen aanvaren
- zullen komen aanvaren
o.v.t.t.
- zou komen aanvaren
- zou komen aanvaren
- zou komen aanvaren
- zouden komen aanvaren
- zouden komen aanvaren
- zouden komen aanvaren
diversen
- kom aanvaren!
- komt aanvaren!
- komen aanvaren
- komende aanvaren
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for komen aanvaren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Anfahren | komen aanvaren | afsnauwen; uitvallen tegen |
Verb | Related Translations | Other Translations |
angefahren kommen | komen aanvaren | komen aanrijden |