Noun | Related Translations | Other Translations |
Abkürzen
|
bekorten; inkorten; korter maken; verkorten
|
afkorten; korten; snoeien
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
beschränken
|
inkorten; korter maken; verkorten
|
afgrenzen; afnemen; begrenzen; beknotten; beperken; bijsluiten; bijvoegen; inkrimpen; inperken; insluiten; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; toevoegen; van grenzen voorzien; verkorten; verlagen; verminderen
|
einkürzen
|
inkorten; korter maken; verkorten
|
bekorten; innemen; kleding inkorten
|
einschränken
|
inkorten; korter maken; verkorten
|
afgrenzen; afnemen; begrenzen; beknotten; beperken; besparen; bezuinigen; bijsluiten; bijvoegen; geld besparen; indammen; inkapselen; inkrimpen; inperken; insluiten; korten; krimpen; limiteren; matigen; minder gebruiken; minder worden; minderen; reduceren; slinken; terugdraaien; terugschroeven; toevoegen; van grenzen voorzien; verkorten; verlagen; verminderen
|
kürzen
|
inkorten; korter maken; verkorten
|
achteruitgaan; afkorten; afnemen; bekorten; beperken; besnoeien; declineren; inkorten; inkrimpen; inperken; kleiner maken; knippen; kort knippen; kort maken; korten; krimpen; minder worden; minderen; minimaliseren; reduceren; slinken; snoeien; trimmen; verkleinen; verkorten; verlagen; verminderen
|
kürzermachen
|
inkorten; korter maken; verkorten
|
|
schmälern
|
inkorten; korter maken; verkorten
|
achteruitgaan; afnemen; declineren; denigreren; kleineren; minder worden; terugdraaien; terugschroeven
|
verkleinern
|
inkorten; korter maken; verkorten
|
bekorten; kleiner maken; minimaliseren; uitzoomen; verkleinen
|
verknappen
|
inkorten; korter maken; verkorten
|
achteruitgaan; afnemen; declineren; minder worden; verkrappen
|
verkürzen
|
inkorten; korter maken; verkorten
|
afkorten; bekorten; inkorten; korten
|