Dutch
Detailed Translations for laten komen from Dutch to German
laten komen:
-
laten komen (oproepen; ontbieden; tevoorschijn roepen)
aufrufen; vorladen; aufbieten; kommen lassen; rufen; einberufen; herbeirufen; zu sich rufen-
kommen lassen verb
-
zu sich rufen verb
Conjugations for laten komen:
o.t.t.
- laat komen
- laat komen
- laat komen
- laten komen
- laten komen
- laten komen
o.v.t.
- liet komen
- liet komen
- liet komen
- lieten komen
- lieten komen
- lieten komen
v.t.t.
- heb laten komen
- hebt laten komen
- heeft laten komen
- hebben laten komen
- hebben laten komen
- hebben laten komen
v.v.t.
- had laten komen
- had laten komen
- had laten komen
- hadden laten komen
- hadden laten komen
- hadden laten komen
o.t.t.t.
- zal laten komen
- zult laten komen
- zal laten komen
- zullen laten komen
- zullen laten komen
- zullen laten komen
o.v.t.t.
- zou laten komen
- zou laten komen
- zou laten komen
- zouden laten komen
- zouden laten komen
- zouden laten komen
diversen
- laat komen!
- laat komen!
- laten komen
- komen latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze