Dutch

Detailed Translations for meenemend from Dutch to German

meenemen:

meenemen verb (neem mee, neemt mee, nam mee, namen mee, meegenomen)

  1. meenemen (ophalen; afnemen; afhalen; wegnemen; weghalen)
    entnehmen; aufholen; abnehmen; fortnehmen; wegnehmen; wegholen; entfernen; abräumen
    • entnehmen verb (entnehme, entnimmst, entnimmt, entnahm, entnahmt, entnommen)
    • aufholen verb (hole auf, holst auf, holt auf, holte auf, holtet auf, aufgeholt)
    • abnehmen verb (nehme ab, nimmst ab, nimmt ab, nahm ab, nahmt ab, abgenommen)
    • fortnehmen verb (nehme fort, nimmst fort, nimmt fort, nahm fort, nahmt fort, fortgenommen)
    • wegnehmen verb (nehme weg, nimmst weg, nimmt weg, nahm weg, nahmt weg, weggenommen)
    • wegholen verb (hole weg, holst weg, holt weg, holte weg, holtet weg, weggeholt)
    • entfernen verb (entferne, entfernst, entfernt, entfernte, entferntet, entfernt)
    • abräumen verb (räume ab, räumst ab, räumt ab, räumte ab, räumtet ab, abgeräumt)

Conjugations for meenemen:

o.t.t.
  1. neem mee
  2. neemt mee
  3. neemt mee
  4. nemen mee
  5. nemen mee
  6. nemen mee
o.v.t.
  1. nam mee
  2. nam mee
  3. nam mee
  4. namen mee
  5. namen mee
  6. namen mee
v.t.t.
  1. heb meegenomen
  2. hebt meegenomen
  3. heeft meegenomen
  4. hebben meegenomen
  5. hebben meegenomen
  6. hebben meegenomen
v.v.t.
  1. had meegenomen
  2. had meegenomen
  3. had meegenomen
  4. hadden meegenomen
  5. hadden meegenomen
  6. hadden meegenomen
o.t.t.t.
  1. zal meenemen
  2. zult meenemen
  3. zal meenemen
  4. zullen meenemen
  5. zullen meenemen
  6. zullen meenemen
o.v.t.t.
  1. zou meenemen
  2. zou meenemen
  3. zou meenemen
  4. zouden meenemen
  5. zouden meenemen
  6. zouden meenemen
en verder
  1. ben meegenomen
  2. bent meegenomen
  3. is meegenomen
  4. zijn meegenomen
  5. zijn meegenomen
  6. zijn meegenomen
diversen
  1. neem mee!
  2. neemt mee!
  3. meegenomen
  4. meenemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for meenemen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abnehmen afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen achteruitgaan; afdekken; afruimen; afslanken; aftappen; bederven; beroven; beroven van; bestelen; biertappen; degenereren; depriveren; in de war sturen; inkrimpen; inzakken; kleiner worden; lijnen; nekken; ontnemen; opruimen; ruïneren; slinken; sterk afnemen; tappen; te kort doen; teruglopen; vallen; verderven; verworden; verzieken
abräumen afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen afdekken; afruimen; bergen; opruimen; ruimen
aufholen afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen heffen; hijsen; iets ophalen; omhoog heffen; omhooghalen; opheffen; ophijsen
entfernen afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen afdanken; afnemen; afzonderen; demonteren; ecarteren; evacueren; leegruimen; lichten; ontmantelen; ontruimen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken
entnehmen afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen aanrekenen; aanwrijven; afdekken; afleiden; afruimen; berispen; beroven; beroven van; beschuldigen; bestelen; blameren; deduceren; depriveren; gispen; laken; lenen; lichten; naar boven trekken; nadragen; omhoog rukken; omhoog trekken; ontlenen; ontnemen; opruimen; orderverzamelen; te kort doen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
fortnehmen afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen achteruitgaan; afnemen; beroven; beroven van; bestelen; declineren; depriveren; minder worden; ontnemen; te kort doen
wegholen afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen beroven; beroven van; bestelen; depriveren; ontnemen; te kort doen
wegnehmen afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen achteroverdrukken; achteruitgaan; afnemen; benemen; beroven; beroven van; bestelen; declineren; demonteren; depriveren; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; minder worden; ontfutselen; ontmantelen; ontnemen; onttakelen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; te kort doen; toeëigenen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken

Related Definitions for "meenemen":

  1. het erbij doen als je toch bezig bent1
    • toen ik schoonmaakte heb ik ook de WC meegenomen1
  2. het pakken en bij je houden1
    • wil jij deze map meenemen?1

Wiktionary Translations for meenemen:

meenemen
verb
  1. bij het vertrek meevoeren
meenemen
  1. Personen oder Dinge persönlich oder mit eigenem Transportmittel zu einem Ort bringen

Cross Translation:
FromToVia
meenemen mitnehmen; bringen; anbringen; eintragen; heranbringen; überbringen amenermener d’un lieu à un autre.
meenemen bringen; mitbringen; mitnehmen; anbringen; eintragen; heranbringen; überbringen apporterporter quelque chose à quelqu’un. usage L’objet du verbe apporter est toujours un inanimé.
meenemen mitnehmen assemblermettre ensemble.
meenemen mitnehmen emmener — Mener hors du lieu où l’on est vers un autre lieu.
meenemen mitnehmen emporter — Prendre avec soi et porter ailleurs
meenemen mitnehmen; sammeln; einsammeln; scharen; zusammenscharen; gruppieren; zusammenfassen; aufstapeln; häufen; horten; anhäufen; aufhäufen; ansammeln rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.