Noun | Related Translations | Other Translations |
sichern
|
|
borgen
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
beschnuppern
|
naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren
|
besniffelen; besnuffelen; drugs gebruiken; drugs snuiven; sniffelen; snuffen
|
beschnüffeln
|
naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren
|
besniffelen; besnuffelen; drugs gebruiken; drugs snuiven; sniffelen; snuffen
|
durch die Nase einziehen
|
naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren
|
afzuigen; drugs gebruiken; drugs snuiven; een snuif nemen; insnuiven; opsnuiven; opzuigen; snuiven; wegzuigen
|
fahnden
|
naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren
|
onderzoeken; speuren; vorsen
|
grasen
|
naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren
|
afgrazen; gras eten; graseten; grazen; weiden
|
nachforschen
|
naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren
|
bestuderen; checken; doorvorsen; nagaan; naspeuren; nasporen; natrekken; navorsen; onderzoeken; speuren; verifiëren; vorsen
|
schnüffeln
|
naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren
|
drugs gebruiken; drugs snuiven; een loopneus hebben; een snuif nemen; gluren; insnuiven; neuzen; opsnuiven; rondwroeten; snuffelen; snuiven; speuren; stiekem kijken
|
sichern
|
naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren
|
beveiligen; een back-up maken; van alarm voorzien; vrijwaren; zekeren
|
spähen
|
naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren
|
bespieden; koekeloeren; oppassen voor gevaar; speurend kijken; turen; uitkijken; uitkijken naar; verspieden; zich verheugen op
|
spüren
|
naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren
|
aanvoelen; achter komen; bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; onderzoeken; ontwaren; opmerken; signaleren; speuren; voelen; voorvoelen; vorsen; waarnemen; zien
|
suchen
|
naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren
|
naslaan; onderzoeken; opzoeken; speuren; vinden; vorsen; zoeken
|
wittern
|
naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren
|
|