Dutch
Detailed Translations for plaats hebben from Dutch to German
plaats hebben:
-
plaats hebben (voorvallen; gebeuren; voordoen; plaatsvinden; passeren)
geschehen; passieren; sich ereignen-
geschehen verb
-
sich ereignen verb (ereigne mich, ereignest dich, ereignet sich, ereignete sich, ereignetet euch, sich ereignet)
-
-
plaats hebben (zich voordoen; gebeuren; voorkomen)
Conjugations for plaats hebben:
o.t.t.
- heb plaats
- hebt plaats
- hebt plaats
- hebben plaats
- hebben plaats
- hebben plaats
o.v.t.
- had plaats
- had plaats
- had plaats
- hadden plaats
- hadden plaats
- hadden plaats
v.t.t.
- heb plaats gehad
- hebt plaats gehad
- heeft plaats gehad
- hebben plaats gehad
- hebben plaats gehad
- hebben plaats gehad
v.v.t.
- had plaats gehad
- had plaats gehad
- had plaats gehad
- hadden plaats gehad
- hadden plaats gehad
- hadden plaats gehad
o.t.t.t.
- zal plaats hebben
- zult plaats hebben
- zal plaats hebben
- zullen plaats hebben
- zullen plaats hebben
- zullen plaats hebben
o.v.t.t.
- zou plaats hebben
- zou plaats hebben
- zou plaats hebben
- zouden plaats hebben
- zouden plaats hebben
- zouden plaats hebben
diversen
- heb plaats!
- hebt plaats!
- plaats gehad
- plaats hebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for plaats hebben:
Verb | Related Translations | Other Translations |
geschehen | gebeuren; geschieden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; voordoen; voorvallen | overkomen |
passieren | gebeuren; geschieden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; voordoen; voorkomen; voorvallen; zich voordoen | overkomen |
sich ereignen | gebeuren; geschieden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; voordoen; voorvallen | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
geschehen | overkomen; overvallen |