Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. rimpel:
  2. rimpelen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for rimpel from Dutch to German

rimpel:

rimpel [de ~ (m)] noun

  1. de rimpel (gezichtsrimpel)
    die Falte; die Leitung; die Gesichtsfalte; die Schnur; Abnehmen; die Kräuselung; die Zeile; die Gerade; Ende; die Leine
  2. de rimpel (huidrimpel; lijn)
    die Hautfalte; die Falte; der Runzel

Translation Matrix for rimpel:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abnehmen gezichtsrimpel; rimpel aan de lijn doen; achteruitgaan; afnemen; afpakken; afstoffen; afwissen; dieet houden; diëten; korten; krimpen; lijnen; minderen; ontnemen; verminderen in kracht; verwijderen; wegnemen
Ende gezichtsrimpel; rimpel afloop; beëindiging; eind; einde; end; ontknoping; resultaat; slot; sluiting; uiteinde; uitkomst
Falte gezichtsrimpel; huidrimpel; lijn; rimpel golfje; kreukel; plooi; plooiing; rimpeling; valse vouw
Gerade gezichtsrimpel; rimpel
Gesichtsfalte gezichtsrimpel; rimpel
Hautfalte huidrimpel; lijn; rimpel huidplooi
Kräuselung gezichtsrimpel; rimpel golfje; rimpeling
Leine gezichtsrimpel; rimpel gelid; gordel; halsband; koord; lei; leiband; lijn; riem; rij; teugel; touw; touwtje
Leitung gezichtsrimpel; rimpel aanvoeren; aanvoering; geleiding; kabel; kabelleiding; koers; leiding; route; voorgaan
Runzel huidrimpel; lijn; rimpel plooi; plooiing
Schnur gezichtsrimpel; rimpel bandje; haarband; haarlint; koord; koordje; lint; scheerlijn; touwtje
Zeile gezichtsrimpel; rimpel gelid; record; regel; rij; schriftlijn

Related Words for "rimpel":

  • rimpelen, rimpels, rimpeltje, rimpeltjes

Wiktionary Translations for rimpel:


Cross Translation:
FromToVia
rimpel Falte; Runzel wrinkle — a line or crease in the skin
rimpel Falte; Runzel ride — Pli qui se forme sur la peau
rimpel Falte ride — Grand pli qu’offre un terrain
rimpel Falte; Furche; Runzel sillontranchée que le soc, le coutre de la charrue ouvre dans la terre qu’on laboure.

rimpelen:

rimpelen verb (rimpel, rimpelt, rimpelde, rimpelden, gerimpeld)

  1. rimpelen
    runzeln; kräuseln
    • runzeln verb (runzele, runzelst, runzelt, runzelte, runzeltet, gerunzelt)
    • kräuseln verb (kräusele, kräuselst, kräuselt, kräuselte, kräuseltet, gekräuselt)

Conjugations for rimpelen:

o.t.t.
  1. rimpel
  2. rimpelt
  3. rimpelt
  4. rimpelen
  5. rimpelen
  6. rimpelen
o.v.t.
  1. rimpelde
  2. rimpelde
  3. rimpelde
  4. rimpelden
  5. rimpelden
  6. rimpelden
v.t.t.
  1. ben gerimpeld
  2. bent gerimpeld
  3. is gerimpeld
  4. zijn gerimpeld
  5. zijn gerimpeld
  6. zijn gerimpeld
v.v.t.
  1. was gerimpeld
  2. was gerimpeld
  3. was gerimpeld
  4. waren gerimpeld
  5. waren gerimpeld
  6. waren gerimpeld
o.t.t.t.
  1. zal rimpelen
  2. zult rimpelen
  3. zal rimpelen
  4. zullen rimpelen
  5. zullen rimpelen
  6. zullen rimpelen
o.v.t.t.
  1. zou rimpelen
  2. zou rimpelen
  3. zou rimpelen
  4. zouden rimpelen
  5. zouden rimpelen
  6. zouden rimpelen
diversen
  1. rimpel!
  2. rimpelt!
  3. gerimpeld
  4. rimpelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rimpelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
kräuseln rimpelen in de krul zetten; kroelen; kroelen met iemand; kroezen; krullen
runzeln rimpelen fronsen

Related Words for "rimpelen":


Related Definitions for "rimpelen":

  1. plooien krijgen waar je huid te ruim is1
    • een gerimpeld voorhoofd1

Wiktionary Translations for rimpelen:

rimpelen
verb
  1. plooien of golven in het oppervlak vormen