Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. rook:
  2. ruiken:
  3. roken:
  4. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for rook from Dutch to German

rook:

rook [de ~ (m)] noun

  1. de rook (walm; damp)
    – grijswitte wolkjes die opstijgen als iets brandt 1
    der Rauch; der Dampf; der Qualm; der Nebel

Translation Matrix for rook:

NounRelated TranslationsOther Translations
Dampf damp; rook; walm mist; nevel; stoom; uitwaseming; waas; wasem; zichtbare damp
Nebel damp; rook; walm dichte mist; heiigheid; mist; nevel; uitwaseming; waas; wasem; zichtbare damp
Qualm damp; rook; walm mist; nevel; rokerigheid; waas
Rauch damp; rook; walm

Related Words for "rook":


Related Definitions for "rook":

  1. grijswitte wolkjes die opstijgen als iets brandt1
    • er kwam rook uit het brandende huis1

Wiktionary Translations for rook:

rook
noun
  1. durch Verbrennung entstehende Gase, Dämpfe und Partikel (als Schwebeteilchen in der Luft)

Cross Translation:
FromToVia
rook Rauch smoke — visible particles and vapour given off by burning material
rook Rauch fuméenuée de particules en suspension dans l’air former une masse gazeuse opaque, qui sortir des choses brûler, ou extrêmement échauffer par le feu.

rook form of ruiken:

ruiken verb (ruik, ruikt, rook, roken, geroken)

  1. ruiken (een geur verspreiden; rieken; geuren)
    – waarnemen met je neus 1
    riechen; stinken
    • riechen verb (rieche, riechst, riecht, roch, rocht, gerochen)
    • stinken verb (stinke, stinkst, stinkt, stank, stanket, gestunken)
  2. ruiken (stinken; meuren; een luchtje hebben; )
    – een geur verspreiden 1
    stinken; riechen
    • stinken verb (stinke, stinkst, stinkt, stank, stanket, gestunken)
    • riechen verb (rieche, riechst, riecht, roch, rocht, gerochen)

Conjugations for ruiken:

o.t.t.
  1. ruik
  2. ruikt
  3. ruikt
  4. ruiken
  5. ruiken
  6. ruiken
o.v.t.
  1. rook
  2. rook
  3. rook
  4. roken
  5. roken
  6. roken
v.t.t.
  1. heb geroken
  2. hebt geroken
  3. heeft geroken
  4. hebben geroken
  5. hebben geroken
  6. hebben geroken
v.v.t.
  1. had geroken
  2. had geroken
  3. had geroken
  4. hadden geroken
  5. hadden geroken
  6. hadden geroken
o.t.t.t.
  1. zal ruiken
  2. zult ruiken
  3. zal ruiken
  4. zullen ruiken
  5. zullen ruiken
  6. zullen ruiken
o.v.t.t.
  1. zou ruiken
  2. zou ruiken
  3. zou ruiken
  4. zouden ruiken
  5. zouden ruiken
  6. zouden ruiken
diversen
  1. ruik!
  2. ruikt!
  3. geroken
  4. ruikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ruiken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
riechen een geur verspreiden; een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen
stinken een geur verspreiden; een luchtje hebben; geuren; meuren; rieken; ruiken; stinken; walmen

Related Definitions for "ruiken":

  1. een geur verspreiden1
    • dat parfum ruikt heerlijk1
  2. waarnemen met je neus1
    • ik ruik al wat we eten1

Wiktionary Translations for ruiken:

ruiken
verb
  1. een geur waarnemen
  2. een geur verspreiden

Cross Translation:
FromToVia
ruiken wittern scent — to detect the scent of
ruiken riechen smell — sense with nose
ruiken riechen smell — have the smell of
ruiken riechen; stinken smell — have a particular smell
ruiken duften; riechen embaumerintroduire dans un cadavre des substances propres à empêcher qu’il ne se corrompre.
ruiken riechen; wittern flairerchercher à découvrir par l’odeur, en parlant du chien et de certains animaux.
ruiken empfinden; fühlen; befühlen; tasten; antasten; betasten; tappen; duften; riechen; wittern sentir — Traductions à trier suivant le sens

rook form of roken:

roken verb (rook, rookt, rookte, rookten, gerookt)

  1. roken
    – loslaten van grijze wolken 1
    rauchen; qualmen
    • rauchen verb (rauche, rauchst, raucht, rauchte, rauchtet, geraucht)
    • qualmen verb (qualme, qualmst, qualmt, qualmte, qualmtet, gequalmt)

Conjugations for roken:

o.t.t.
  1. rook
  2. rookt
  3. rookt
  4. roken
  5. roken
  6. roken
o.v.t.
  1. rookte
  2. rookte
  3. rookte
  4. rookten
  5. rookten
  6. rookten
v.t.t.
  1. heb gerookt
  2. hebt gerookt
  3. heeft gerookt
  4. hebben gerookt
  5. hebben gerookt
  6. hebben gerookt
v.v.t.
  1. had gerookt
  2. had gerookt
  3. had gerookt
  4. hadden gerookt
  5. hadden gerookt
  6. hadden gerookt
o.t.t.t.
  1. zal roken
  2. zult roken
  3. zal roken
  4. zullen roken
  5. zullen roken
  6. zullen roken
o.v.t.t.
  1. zou roken
  2. zou roken
  3. zou roken
  4. zouden roken
  5. zouden roken
  6. zouden roken
en verder
  1. is gerookt
  2. zijn gerookt
diversen
  1. rook!
  2. rookt!
  3. gerookt
  4. rokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for roken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
qualmen roken dampen; rook afgeven; stomen; uitwasemen; verdampen; walm afgeven; walmen; wasemen
rauchen roken dampen; stomen; tabak roken; uitwasemen; wasemen

Related Words for "roken":


Related Definitions for "roken":

  1. het brandend houden en eraan zuigen1
    • hij rookt sigaretten en sigaren1
  2. loslaten van grijze wolken1
    • het vuur rookt behoorlijk1
  3. voedsel door de rook van vuur een bepaalde smaak geven1
    • we eten gerookte paling1

Wiktionary Translations for roken:

roken
verb
  1. rook afgeven
  2. een genotsmiddel, voornamelijk tabak, nuttigen door het inhaleren van de rook ervan
  3. (m.b.t. rauwe vis of rauw vlees) conserveren door langdurige blootstelling aan rook
roken
verb
  1. Qualm in die Luft abgeben oder ausstoßen
  2. etwas anzünden und den Rauch einatmen

Cross Translation:
FromToVia
roken rauchen smoke — to inhale and exhale smoke from a burning cigarette
roken rauchen smoke — to inhale and exhale tobacco smoke regularly or habitually
roken rauchen smoke — to give off smoke
roken räuchern smoke — to preserve or prepare by treating with smoke
roken Rauchen smoking — smoking of tobacco
roken rauchen fumerjeter de la fumée.

Related Translations for rook