Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Translate smakeloosheid

Translate smakeloosheid from Dutch to German

Summary

Dutch to German: more detail...

smakeloosheid:
- Geschmacklosigkeit; schlechter Geschmack
smakeloos:
- geschmacklos; stillos; keine Stil haben; flau; schlapp; schal; fade; salzlos; ohne Geschmack
Wiktionary:
- smakeloos → roh, grob, abgestanden, fade, lasch, geschmacklos, kitschig, vulgär, unfein, ungebildet, unanständig, ungehobelt, vulgärsprachlich

Dutch

Detailed Translations for smakeloosheid from Dutch to German

smakeloosheid:

smakeloosheid [de ~ (v)] noun

de smakeloosheid (wansmaak)
die Geschmacklosigkeit; der schlechter Geschmack
- Geschmacklosigkeit [die ~] noun
- schlechter Geschmack [der ~] noun

Translation Matrix for smakeloosheid:

Noun	Related Translations	Other Translations
Geschmacklosigkeit	smakeloosheid; wansmaak	flauwheid; kitscherigheid; zonder veel smaak; zouteloosheid
schlechter Geschmack	smakeloosheid; wansmaak

Related Words for "smakeloosheid":

smakeloosheden, smakeloos

smakeloosheid form of smakeloos:

smakeloos adj

smakeloos (stijlloos)
geschmacklos; stillos; keine Stil haben
- geschmacklos adj
- stillos adj
- keine Stil haben adj
smakeloos (zonder smaak; flauw)
flau; schlapp; schal; fade; geschmacklos; salzlos; ohne Geschmack
- flau adj
- schlapp adj
- schal adj
- fade adj
- geschmacklos adj
- salzlos adj
- ohne Geschmack adj

Translation Matrix for smakeloos:

Modifier	Related Translations	Other Translations
fade	flauw; smakeloos; zonder smaak	afgezaagd; eentonig; flauw; langdradig; melig; monotoon; saai; slaapverwekkend; suf; taai; vervelend; zonder afleiding; zouteloos
flau	flauw; smakeloos; zonder smaak	armzalig; breekbaar; broos; dof; flauw; flets; fragiel; gammel; grauwkleurig; grijs; karig; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; laf; lijzig; log; loom; mager; mat; mistig; nevelachtig; niet helder; onbeholpen; onduidelijk; onhandig; onhelder; pover; schamel; schraal; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; vaag; vagelijk; wankel; wazig; zonder zout; zouteloos; zoutloos; zwak
geschmacklos	flauw; smakeloos; stijlloos; zonder smaak	flauw; kitscherig; laf; melig; zonder zout; zoutloos
keine Stil haben	smakeloos; stijlloos
ohne Geschmack	flauw; smakeloos; zonder smaak
salzlos	flauw; smakeloos; zonder smaak	zouteloos
schal	flauw; smakeloos; zonder smaak	banaal; bleek; dor; duf; flauw; flets; grof; laag-bij-de-grond; lomp; muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; platvloers; schraal; schunnig; slap; suf; triviaal; verschaald; verschoten; verschraald; vunzig; waterachtig; waterig
schlapp	flauw; smakeloos; zonder smaak	armzalig; bleekjes; dof; energieloos; flets; futloos; gammel; karig; krachteloos; krakkemikkig; krukkig; kwabbig; lamlendig; landerig; lijzig; lillend; log; loom; lusteloos; mager; mat; niet helder; onbeholpen; onhandig; pips; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; wankel; wee; ziekelijk; zwak
stillos	smakeloos; stijlloos

Related Words for "smakeloos":

smakeloosheid

Wiktionary Translations for smakeloos:

Cross Translation:

From	To	Via
• smakeloos	→ roh; grob	↔ crude — lacking tact or taste
• smakeloos	→ abgestanden; fade; lasch	↔ insipid — unappetizingly flavorless
• smakeloos	→ geschmacklos	↔ tacky — colloquial: in bad taste
• smakeloos	→ geschmacklos	↔ tasteless — having no flavour
• smakeloos	→ geschmacklos	↔ tasteless — lacking refinement
• smakeloos	→ kitschig	↔ tawdry — gaudy
• smakeloos	→ vulgär; unfein; ungebildet; unanständig; ungehobelt; vulgärsprachlich	↔ vulgar — obscene