Dutch
Detailed Translations for stressen from Dutch to German
stressen:
Conjugations for stressen:
o.t.t.
- stres
- strest
- strest
- stressen
- stressen
- stressen
o.v.t.
- streste
- streste
- streste
- stresten
- stresten
- stresten
v.t.t.
- ben gestest
- bent gestest
- is gestest
- zijn gestest
- zijn gestest
- zijn gestest
v.v.t.
- was gestest
- was gestest
- was gestest
- waren gestest
- waren gestest
- waren gestest
o.t.t.t.
- zal stressen
- zult stressen
- zal stressen
- zullen stressen
- zullen stressen
- zullen stressen
o.v.t.t.
- zou stressen
- zou stressen
- zou stressen
- zouden stressen
- zouden stressen
- zouden stressen
diversen
- stres!
- strest!
- gestest
- stressend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze