Dutch
Detailed Translations for terroriseren from Dutch to German
terroriseren:
-
terroriseren (intimideren; tiranniseren; vrees aanjagen)
terrorisieren; einschüchtern; tyrannisieren-
terrorisieren verb (terrorisiere, terrorisierst, terrorisiert, terrorisierte, terrorisiertet, terrorisiert)
-
einschüchtern verb (schüchtere ein, schüchterst ein, schüchtert ein, schüchterte ein, schüchtertet ein, eingeschüchtert)
-
tyrannisieren verb (tyrannisiere, tyrannisierst, tyrannisiert, tyrannisierte, tyrannisiertet, tyrannisiert)
-
Conjugations for terroriseren:
o.t.t.
- terroriseer
- terroriseert
- terroriseert
- terroriseren
- terroriseren
- terroriseren
o.v.t.
- terroriseerde
- terroriseerde
- terroriseerde
- terroriseerden
- terroriseerden
- terroriseerden
v.t.t.
- heb geterroriseerd
- hebt geterroriseerd
- heeft geterroriseerd
- hebben geterroriseerd
- hebben geterroriseerd
- hebben geterroriseerd
v.v.t.
- had geterroriseerd
- had geterroriseerd
- had geterroriseerd
- hadden geterroriseerd
- hadden geterroriseerd
- hadden geterroriseerd
o.t.t.t.
- zal terroriseren
- zult terroriseren
- zal terroriseren
- zullen terroriseren
- zullen terroriseren
- zullen terroriseren
o.v.t.t.
- zou terroriseren
- zou terroriseren
- zou terroriseren
- zouden terroriseren
- zouden terroriseren
- zouden terroriseren
en verder
- ben geterroriseerd
- bent geterroriseerd
- is geterroriseerd
- zijn geterroriseerd
- zijn geterroriseerd
- zijn geterroriseerd
diversen
- terroriseer!
- terroriseert!
- geterroriseerd
- terroriserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze