Summary


Dutch

Detailed Translations for trok om from Dutch to German

omtrekken:

omtrekken verb (trek om, trekt om, trok om, trokken om, omgetrokken)

  1. omtrekken
    umfassen; umziehen; enthalten; erfassen; einkreisen; umschließen; einkapseln
    • umfassen verb (umfasse, umfasst, umfasste, umfasstet, umfaßt)
    • umziehen verb (ziehe um, ziehst um, zieht um, zog um, zogt um, umgezogen)
    • enthalten verb (enthalte, enthältest, enthält, enthielt, enthieltet, enthalten)
    • erfassen verb (erfaße, erfaßt, erfaßte, erfaßtet, erfaßt)
    • einkreisen verb (kreise ein, kreisst ein, kreist ein, kreiste ein, kreistet ein, eingekreist)
    • umschließen verb (schließe um, schließt um, schloß um, schloßt um, umgeschlossen)
    • einkapseln verb (kapsele ein, kapselst ein, kapselt ein, kapselte ein, kapseltet ein, eingekapselt)

Conjugations for omtrekken:

o.t.t.
  1. trek om
  2. trekt om
  3. trekt om
  4. trekken om
  5. trekken om
  6. trekken om
o.v.t.
  1. trok om
  2. trok om
  3. trok om
  4. trokken om
  5. trokken om
  6. trokken om
v.t.t.
  1. heb omgetrokken
  2. hebt omgetrokken
  3. heeft omgetrokken
  4. hebben omgetrokken
  5. hebben omgetrokken
  6. hebben omgetrokken
v.v.t.
  1. had omgetrokken
  2. had omgetrokken
  3. had omgetrokken
  4. hadden omgetrokken
  5. hadden omgetrokken
  6. hadden omgetrokken
o.t.t.t.
  1. zal omtrekken
  2. zult omtrekken
  3. zal omtrekken
  4. zullen omtrekken
  5. zullen omtrekken
  6. zullen omtrekken
o.v.t.t.
  1. zou omtrekken
  2. zou omtrekken
  3. zou omtrekken
  4. zouden omtrekken
  5. zouden omtrekken
  6. zouden omtrekken
en verder
  1. ben omgetrokken
  2. bent omgetrokken
  3. is omgetrokken
  4. zijn omgetrokken
  5. zijn omgetrokken
  6. zijn omgetrokken
diversen
  1. trek om!
  2. trekt om!
  3. omgetrokken
  4. omtrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omtrekken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
einkapseln omtrekken bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
einkreisen omtrekken bijsluiten; bijvoegen; draaien om; een cirkel tekenen om; insluiten; met gespannen voorwerp omsluiten; omcirkelen; omsingelen; omsluiten; omspannen; overspannen; toevoegen
enthalten omtrekken abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; behelzen; bevatten; bijsluiten; bijvoegen; hongerstaken; inhouden; insluiten; onthouden; opnemen; opslaan; toevoegen; vasten
erfassen omtrekken aanhouden; arresteren; betrappen; bijsluiten; bijvoegen; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; indexeren; inrekenen; insluiten; klauwen; nemen; nuttigen; obsederen; oppakken; pakken; registreren; snappen; te pakken krijgen; toevoegen; van indexnummers voorzien; vangen; vatten; verkrijgen; verschalken; verstaan; verstrikken
umfassen omtrekken bijsluiten; bijvoegen; insluiten; met handen omvatten; omsingelen; omsluiten; omspannen; omvatten; toevoegen
umschließen omtrekken bijsluiten; bijvoegen; insluiten; met handen omvatten; omgeven; omringen; omsingelen; omsluiten; omspannen; toevoegen; verpakken
umziehen omtrekken andere kleren aantrekken; bijsluiten; bijvoegen; insluiten; omkleden; toevoegen; verhuizen; verkassen; verkleden

Related Words for "omtrekken":


External Machine Translations:

Related Translations for trok om