Dutch

Detailed Translations for uitkijk from Dutch to German

uitkijk:

uitkijk [de ~ (m)] noun

  1. de uitkijk (kraaiennest)
    der Ausguck; Krähennest

Translation Matrix for uitkijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ausguck kraaiennest; uitkijk schildwacht; wacht; wachter
Krähennest kraaiennest; uitkijk

Wiktionary Translations for uitkijk:


Cross Translation:
FromToVia
uitkijk Warte; Observatorium; Sternwarte observatoireédifice construire de façon à pouvoir observer les astres et leurs mouvements.

uitkijken:

uitkijken [het ~] noun

  1. het uitkijken (oppassen; attentie)
    Achtgeben; die Aufmerksamkeit

uitkijken verb (kijk uit, kijkt uit, keek uit, keken uit, uitgekeken)

  1. uitkijken (voorzichtig zijn; oppassen)
    aufpassen; hüten; vorsichtig sein; sich hüten vor; achtgeben
  2. uitkijken (uitzien naar; uitzien)
  3. uitkijken (oppassen voor gevaar)
    ausschauen; sich vor Gefahr in acht nehmen; auf die Gefahr aufpassen; spähen; ausspähen

Conjugations for uitkijken:

o.t.t.
  1. kijk uit
  2. kijkt uit
  3. kijkt uit
  4. kijken uit
  5. kijken uit
  6. kijken uit
o.v.t.
  1. keek uit
  2. keek uit
  3. keek uit
  4. keken uit
  5. keken uit
  6. keken uit
v.t.t.
  1. heb uitgekeken
  2. hebt uitgekeken
  3. heeft uitgekeken
  4. hebben uitgekeken
  5. hebben uitgekeken
  6. hebben uitgekeken
v.v.t.
  1. had uitgekeken
  2. had uitgekeken
  3. had uitgekeken
  4. hadden uitgekeken
  5. hadden uitgekeken
  6. hadden uitgekeken
o.t.t.t.
  1. zal uitkijken
  2. zult uitkijken
  3. zal uitkijken
  4. zullen uitkijken
  5. zullen uitkijken
  6. zullen uitkijken
o.v.t.t.
  1. zou uitkijken
  2. zou uitkijken
  3. zou uitkijken
  4. zouden uitkijken
  5. zouden uitkijken
  6. zouden uitkijken
en verder
  1. ben uitgekeken
  2. bent uitgekeken
  3. is uitgekeken
  4. zijn uitgekeken
  5. zijn uitgekeken
  6. zijn uitgekeken
diversen
  1. kijk uit!
  2. kijkt uit!
  3. uitgekeken
  4. uitkijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitkijken:

NounRelated TranslationsOther Translations
Achtgeben attentie; oppassen; uitkijken
Aufmerksamkeit attentie; oppassen; uitkijken aandacht; attentie; belangstelling; interesse; nauwlettendheid; oplettendheid; opmerkzaamheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
achtgeben oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn behoeden; behouden; beschermen; bewaken; bij de les blijven; hoeden voor; in bescherming nemen; in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien; toezien op
auf die Gefahr aufpassen oppassen voor gevaar; uitkijken
aufpassen oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn aandacht erbij houden; behoeden; behouden; beschermen; bewaken; hoeden voor; in bescherming nemen; opletten; oppassen; toezien op; uitkijken voor
ausschauen oppassen voor gevaar; uitkijken er uitzien; ogen; uitkijken naar; zich verheugen op
aussehen nach uitkijken; uitzien; uitzien naar
ausspähen oppassen voor gevaar; uitkijken koekeloeren; uitkijken naar; zich verheugen op
hüten oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; bewaken; hoeden; in bescherming nemen; opletten; oppassen; toezien op; uitkijken voor
sich hüten vor oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn
sich vor Gefahr in acht nehmen oppassen voor gevaar; uitkijken
spähen oppassen voor gevaar; uitkijken bespieden; koekeloeren; naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren; speurend kijken; turen; uitkijken naar; verspieden; zich verheugen op
vorsichtig sein oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn
- opletten; oppassen; uitzien

Synonyms for "uitkijken":


Related Definitions for "uitkijken":

  1. ernaar op zoek gaan1
    • we kijken uit naar een andere auto1
  2. je aandacht erbij houden1
    • je moet uitkijken waar je loopt1
  3. het zien als je naar buiten kijkt1
    • onze kamer keek uit op zee1
  4. je erop verheugen1
    • ik kijk uit naar de dag dat ik geslaagd ben1

Wiktionary Translations for uitkijken:

uitkijken
verb
  1. voorzichtig zijn
  2. met verlangen op iets wachten

Cross Translation:
FromToVia
uitkijken suchen; aussuchen chercher — Se donner du mouvement, du soin, de la peine pour découvrir quelqu’un ou quelque chose (Sens général)
uitkijken verspotten; herumwitzeln; machen; scherzen raillerplaisanter quelqu’un ou quelque chose, lui parler ou en parler avec moquerie.