Dutch

Detailed Translations for variëren from Dutch to German

variëren:

variëren verb (varieer, varieert, varieerde, varieerden, gevarieerd)

  1. variëren (uiteenlopen; veranderen; verschillen; afwisselen; wisselen)
    variieren; ändern; abwechseln; wechseln
    • variieren verb (variiere, variierst, variiert, variierte, variiertet, variiert)
    • ändern verb (ändere, änderst, ändert, änderte, ändertet, geändert)
    • abwechseln verb (wechsele ab, wechselst ab, wechselt ab, wechselte ab, wechseltet ab, abgewechselt)
    • wechseln verb (wechsele, wechselst, wechselt, wechselte, wechseltet, gewechselt)
  2. variëren (fluctueren)
    schwanken; taumeln; wanken
    • schwanken verb (schwanke, schwankst, schwankt, schwankte, schwanktet, geschwankt)
    • taumeln verb (taumele, taumelst, taumelt, taumelte, taumeltet, getaumelt)
    • wanken verb (wanke, wankst, wankt, wankte, wanktet, gewankt)

Conjugations for variëren:

o.t.t.
  1. varieer
  2. varieert
  3. varieert
  4. varieren
  5. varieren
  6. varieren
o.v.t.
  1. varieerde
  2. varieerde
  3. varieerde
  4. varieerden
  5. varieerden
  6. varieerden
v.t.t.
  1. heb gevarieerd
  2. hebt gevarieerd
  3. heeft gevarieerd
  4. hebben gevarieerd
  5. hebben gevarieerd
  6. hebben gevarieerd
v.v.t.
  1. had gevarieerd
  2. had gevarieerd
  3. had gevarieerd
  4. hadden gevarieerd
  5. hadden gevarieerd
  6. hadden gevarieerd
o.t.t.t.
  1. zal variëren
  2. zult variëren
  3. zal variëren
  4. zullen variëren
  5. zullen variëren
  6. zullen variëren
o.v.t.t.
  1. zou variëren
  2. zou variëren
  3. zou variëren
  4. zouden variëren
  5. zouden variëren
  6. zouden variëren
en verder
  1. ben gevarieerd
  2. bent gevarieerd
  3. is gevarieerd
  4. zijn gevarieerd
  5. zijn gevarieerd
  6. zijn gevarieerd
diversen
  1. varieer!
  2. varieert!
  3. gevarieerd
  4. varierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for variëren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abwechseln afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwisselen; herzien; ruilen; uitwisselen; veranderen; verruilen; verwisselen; wijzigen
schwanken fluctueren; variëren aarzelen; deinen; dubben; golven; heen en weer zwaaien; oscilleren; schommelen; slingeren; talmen; twijfelen; waggelen; wankelen; weifelen; wiebelen; wiegen; wisselvallig zijn
taumeln fluctueren; variëren buitelen; duikelen; duizelen; flikkeren; heen en weer zwaaien; in de war maken; kelderen; kiepen; kieperen; schommelen; slingeren; tuimelen; vallen; waggelen; wiebelen; wiegen
variieren afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwisselen; herzien; omgaan met; veranderen; verkeren; verwisselen; wijzigen
wanken fluctueren; variëren aarzelen; dubben; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; talmen; waggelen; wankelen; weifelen; wiebelen; wiegen
wechseln afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwisselen; converteren; herzien; inwisselen; omruilen; omwisselen; omzetten; ruilen; uitwisselen; veranderen; verruilen; verversen; verwisselen; wijzigen; wisselen
ändern afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwisselen; herzien; veranderen; verwisselen; wijzigen

Wiktionary Translations for variëren:

variëren
verb
  1. etwas teilweise ändern

Cross Translation:
FromToVia
variëren aufschieben; fristen; stunden; vertagen; verzögern; verschieden sein; variieren; schwanken; abwechseln; wechseln; abweichen; differieren; sich unterscheiden différer — Traductions à trier suivant le sens