Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. vasthebben:


Dutch

Detailed Translations for vasthebben from Dutch to German

vasthebben:

vasthebben verb

  1. vasthebben (beet hebben)
    festhalten
    • festhalten verb (halte fest, hältst fest, hält fest, hielte fest, hieltet fest, festgehalten)

Translation Matrix for vasthebben:

VerbRelated TranslationsOther Translations
festhalten beet hebben; vasthebben aanklampen; beetgrijpen; beethouden; beetpakken; bevestigen; detineren; gevangenhouden; grijpen; in hechtenis houden; indexeren; knellen; niet laten gaan; van indexnummers voorzien; vastbinden; vasthouden; vastklampen; vastklemmen; vastknellen; vastleggen; vastmaken; vastpakken; vastzetten; verbinden; verzekeren