Dutch
Detailed Translations for verdoezeld from Dutch to German
verdoezeld:
-
verdoezeld (verhuld; verborgen; verscholen; verholen; verbloemd)
Translation Matrix for verdoezeld:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
heimlich | verbloemd; verborgen; verdoezeld; verholen; verhuld; verscholen | bedekt; clandestien; geheim; geniepig; genoeglijk; heimelijk; illegaal; in 't geniep; in het geheim; in het geniep; onderhands; onderhuids; ongeoorloofd; onrechtmatig; onwetmatig; onwettelijk; onwettig; op steelse wijze; sluimerend; steels; steelsgewijze; stiekem; stilletjes; tersluiks; verboden; verborgen; verborgen aanwezig zijn; verholen; verstolen; wederrechtelijk |
verblümt | verbloemd; verborgen; verdoezeld; verholen; verhuld; verscholen | fijntjes; fijnzinnig; verfijnd |
verschleiert | verbloemd; verborgen; verdoezeld; verholen; verhuld; verscholen | bedekt; gesluierd; omfloerst; verbloemd; verholen; verkapt; versluierd |
verdoezeld form of verdoezelen:
-
verdoezelen (in de doofpot stoppen)
Conjugations for verdoezelen:
o.t.t.
- verdoezel
- verdoezelt
- verdoezelt
- verdoezelen
- verdoezelen
- verdoezelen
o.v.t.
- verdoezelde
- verdoezelde
- verdoezelde
- verdoezelden
- verdoezelden
- verdoezelden
v.t.t.
- heb verdoezeld
- hebt verdoezeld
- heeft verdoezeld
- hebben verdoezeld
- hebben verdoezeld
- hebben verdoezeld
v.v.t.
- had verdoezeld
- had verdoezeld
- had verdoezeld
- hadden verdoezeld
- hadden verdoezeld
- hadden verdoezeld
o.t.t.t.
- zal verdoezelen
- zult verdoezelen
- zal verdoezelen
- zullen verdoezelen
- zullen verdoezelen
- zullen verdoezelen
o.v.t.t.
- zou verdoezelen
- zou verdoezelen
- zou verdoezelen
- zouden verdoezelen
- zouden verdoezelen
- zouden verdoezelen
diversen
- verdoezel!
- verdoezelt!
- verdoezeld
- verdoezelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verdoezelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
vertuschen | in de doofpot stoppen; verdoezelen | verbloemen |
verwischen | in de doofpot stoppen; verdoezelen | in elkaar overlopen; vervagen; vervloeien |