Dutch

Detailed Translations for verlies from Dutch to German

verlies:

verlies [het ~] noun

  1. het verlies (het verliezen)
    der Verlust; der Einsturz; der Schäden; die Schädigung; die Einstürze
  2. het verlies (afbreuk; schade)
    der Abbruch; die Beeinträchtigung; die Einbuße
  3. het verlies (schade; nadeel)
    der Nachteil; der Schade; der Schaden; der Abbruch
  4. het verlies (overwonnen-worden; nederlaag)
    die Niederlage; Verlieren; der Verlust; die Schlappe

Translation Matrix for verlies:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abbruch afbreuk; nadeel; schade; verlies afbraak; breken; sloop
Beeinträchtigung afbreuk; schade; verlies
Einbuße afbreuk; schade; verlies
Einsturz het verliezen; verlies achteruitgang; debacle; ineenstorting; ineenstortingen; ineenzakking; instorting; instortingen; inzakking; inzinking
Einstürze het verliezen; verlies depressie; drukminimum; instortingen; inzinkingen; lagedrukgebied
Nachteil nadeel; schade; verlies keerzijde; schaduwzijde
Niederlage nederlaag; overwonnen-worden; verlies bergplaats; depot; opslagplaats; opslagruimte; pakhuis; voorraadschuur; warenhuis
Schade nadeel; schade; verlies beschadiging; schade
Schaden nadeel; schade; verlies beschadiging; schade
Schlappe nederlaag; overwonnen-worden; verlies
Schäden het verliezen; verlies beschadiging; beschadigingen; blessures; defecten; handicaps; kwetsuren; schade; schades; verstoringen; verwondingen; wonden
Schädigung het verliezen; verlies beschadiging; kwetsuur; misbruik; oneigenlijk gebruik; schade; verwonding; wond
Verlieren nederlaag; overwonnen-worden; verlies verliezen
Verlust het verliezen; nederlaag; overwonnen-worden; verlies beschadiging; schade

Wiktionary Translations for verlies:

verlies
noun
  1. het teloorgaan, kwijtraken
verlies
noun
  1. Ökonomie: wirtschaftlicher Misserfolg; Gewinneinbußen
  2. ein Verstorbener oder die Trauer, um einen Verstorbenen
  3. etwas, das verloren gegangen ist
  4. die Handlung des Verlierens
  5. (durch Beschädigung beziehungsweise Zufügung materiellen Schadens) völliges oder teilweises Abhandenkommen, Verlorengehen; das völlige oder teilweise Abhandengekommene, Verlorengegangene
  6. -

Cross Translation:
FromToVia
verlies Trauerfall bereavement — The state of being bereaved; deprivation; especially the loss of a relative by death
verlies Verlust; Niederlage loss — instance of losing
verlies Verlust loss — something lost
verlies Verlust loss — financial: negative result on balance
verlies Verlust; Untergang; Verderbnis perte — Privation de quelque chose de précieux, d’agréable, de commode, qu’on avait. (Sens général).
verlies Verlust; Verderbnis; Beschädigung; Defekt; Mangel; Schaden préjudicetort ; dommage.

verlies form of verliezen:

verliezen verb (verlies, verliest, verloor, verloren, verloren)

  1. verliezen (kwijt raken)
    verlieren; verloren gehen; abhandenkommen
  2. verliezen
    verlieren
    • verlieren verb (verliere, verlierst, verliert, verlor, verlort, verloren)
  3. verliezen (verloren gaan; kwijtraken; wegraken; erbij inschieten)
    verlieren; verloren gehen; vermissen; abhanden kommen; unterliegen
    • verlieren verb (verliere, verlierst, verliert, verlor, verlort, verloren)
    • vermissen verb (vermisse, vermisst, vermisste, vermisstet, vermißt)
    • abhanden kommen verb (komme abhanden, kommst abhanden, kommt abhanden, kam abhanden, kamet abhanden, abhanden gekommen)
    • unterliegen verb (unterliege, unterliegst, unterliegt, unterlag, unterlagt, unterlegen)

Conjugations for verliezen:

o.t.t.
  1. verlies
  2. verliest
  3. verliest
  4. verliezen
  5. verliezen
  6. verliezen
o.v.t.
  1. verloor
  2. verloor
  3. verloor
  4. verloren
  5. verloren
  6. verloren
v.t.t.
  1. heb verloren
  2. hebt verloren
  3. heeft verloren
  4. hebben verloren
  5. hebben verloren
  6. hebben verloren
v.v.t.
  1. had verloren
  2. had verloren
  3. had verloren
  4. hadden verloren
  5. hadden verloren
  6. hadden verloren
o.t.t.t.
  1. zal verliezen
  2. zult verliezen
  3. zal verliezen
  4. zullen verliezen
  5. zullen verliezen
  6. zullen verliezen
o.v.t.t.
  1. zou verliezen
  2. zou verliezen
  3. zou verliezen
  4. zouden verliezen
  5. zouden verliezen
  6. zouden verliezen
diversen
  1. verlies!
  2. verliest!
  3. verloren
  4. verliezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verliezen [de ~] noun, plural

  1. de verliezen
    Verlieren

Translation Matrix for verliezen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Verlieren verliezen nederlaag; overwonnen-worden; verlies
VerbRelated TranslationsOther Translations
abhanden kommen erbij inschieten; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken verloren gaan
abhandenkommen kwijt raken; verliezen wegmaken; zoek maken; zoekmaken
unterliegen erbij inschieten; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken afleggen; beneden liggen; bezwijken; het onderspit delven; onderdoen; onderliggen; onderspit delven; tenondergaan; zwichten
verlieren erbij inschieten; kwijt raken; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken wegmaken; zoek maken; zoek raken; zoekmaken
verloren gehen erbij inschieten; kwijt raken; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken verloren gaan
vermissen erbij inschieten; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken missen; ontberen; vermissen

Synonyms for "verliezen":


Antonyms for "verliezen":


Related Definitions for "verliezen":

  1. hem niet langer hebben1
    • zij heeft haar portemonnee verloren1
  2. verslagen worden1
    • Ajax heeft dit weekend verloren1
  3. er minder geld voor krijgen dan je zelf betaald hebt1
    • wij hebben dik verloren op de verkoop van chocolademelk1
  4. verdwijnen1
    • dat oude schilderij is verloren gegaan1

Wiktionary Translations for verliezen:

verliezen
verb
  1. iets kwijt raken
verliezen
verb
  1. etwas irgendwo hinlegen und es später nicht mehr wiederfinden

Cross Translation:
FromToVia
verliezen verwirken forfeit — to suffer the loss
verliezen verlieren lose — cause (something) to cease to be in one's possession or capability
verliezen verlieren lose — (transitive) fail to win
verliezen verlieren lose — have (somebody of one's kin) die
verliezen verlieren lose — fail to be the winner
verliezen Verlust; Niederlage loss — instance of losing

Related Translations for verlies