Verb | Related Translations | Other Translations |
aufhalten
|
belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen
|
afhouden; beletten; ervanaf houden; hinderen; iemand in het ongewisse laten; onmogelijk maken; ophouden; storen; temporiseren; verhinderen; vertragen; weerhouden
|
behindern
|
belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen
|
benadelen; duperen; dwarsbomen; dwarsliggen; hinderen; kwaad doen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; onmogelijk maken; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; storen; tegenwerken; verhinderen
|
blockieren
|
belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen
|
barricaderen; bijsluiten; bijvoegen; blokkeren; insluiten; toevoegen; versperren
|
entgegenarbeiten
|
belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen
|
chicaneren; dwarsbomen; dwarsliggen; kleinzielig gedragen; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; weerstreven
|
hemmen
|
belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen
|
doen mislukken; een stokje steken voor; hinderen; onmogelijk maken; ophouden; storen; temporiseren; verhinderen; verijdelen; vertragen
|
hindern
|
belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen
|
afbreken; afhouden; beletten; chicaneren; doen mislukken; doen ophouden; een stokje steken voor; ervanaf houden; hinderen; kleinzielig gedragen; onderbreken; onmogelijk maken; storen; verhinderen; verijdelen; verstoren; vertoornen; weerhouden
|
stören
|
belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen
|
afbreken; belemmeren; beletten; doen ophouden; ergeren; hinderen; irriteren; obstructie plegen; onderbreken; onmogelijk maken; op de zenuwen werken; storen; verhinderen; verstoren; vertoornen; vervelen
|