Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. wegsmelten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for wegsmelten from Dutch to German

wegsmelten:

wegsmelten verb (smelt weg, smolt weg, smolten weg, weggesmolten)

  1. wegsmelten
    schmelzen; tauen; auslassen; auftauen
    • schmelzen verb (schmelze, schmilzest, schmilzt, schmolz, schmolzt, geschmolzen)
    • tauen verb (taue, taust, taut, taute, tautet, getaut)
    • auslassen verb (lasse aus, läßt aus, ließt aus, ausgelassen)
    • auftauen verb (taue auf, taust auf, taut auf, taute auf, tautet auf, aufgetaut)

Conjugations for wegsmelten:

o.t.t.
  1. smelt weg
  2. smelt weg
  3. smelt weg
  4. smelten weg
  5. smelten weg
  6. smelten weg
o.v.t.
  1. smolt weg
  2. smolt weg
  3. smolt weg
  4. smolten weg
  5. smolten weg
  6. smolten weg
v.t.t.
  1. ben weggesmolten
  2. bent weggesmolten
  3. is weggesmolten
  4. zijn weggesmolten
  5. zijn weggesmolten
  6. zijn weggesmolten
v.v.t.
  1. was weggesmolten
  2. was weggesmolten
  3. was weggesmolten
  4. waren weggesmolten
  5. waren weggesmolten
  6. waren weggesmolten
o.t.t.t.
  1. zal wegsmelten
  2. zult wegsmelten
  3. zal wegsmelten
  4. zullen wegsmelten
  5. zullen wegsmelten
  6. zullen wegsmelten
o.v.t.t.
  1. zou wegsmelten
  2. zou wegsmelten
  3. zou wegsmelten
  4. zouden wegsmelten
  5. zouden wegsmelten
  6. zouden wegsmelten
diversen
  1. smelt weg!
  2. smelt weg!
  3. weggesmolten
  4. wegsmeltend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegsmelten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
auftauen wegsmelten doen smelten; dooien; door hitte vloeibaar worden; minder stijf worden; ophouden te vriezen; smelten
auslassen wegsmelten afreageren; luchten; minder stijf worden; overslaan; weglaten
schmelzen wegsmelten minder stijf worden; vloeibaar worden
tauen wegsmelten doen smelten; dooien; door hitte vloeibaar worden; minder stijf worden; ophouden te vriezen; smelten

Wiktionary Translations for wegsmelten:


Cross Translation:
FromToVia
wegsmelten tauen; auftauen; schmelzen dégeler — Faire qu’une chose qui geler cesser de l’être.