Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. zich ontsluiten:


Dutch

Detailed Translations for zich ontsluiten from Dutch to German

zich ontsluiten:

zich ontsluiten verb

  1. zich ontsluiten (opbloeien; ontluiken)
    entfalten; aufblühen; erblühen
    • entfalten verb (entfalte, entfaltest, entfaltet, entfaltete, entfaltetet, entfaltet)
    • aufblühen verb (blühe auf, blühst auf, blüht auf, blühte auf, blühtet auf, aufgeblüht)
    • erblühen verb (erblühe, erblühst, erblüht, erblühte, erblühtet, erblüht)

Translation Matrix for zich ontsluiten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufblühen ontluiken; opbloeien; zich ontsluiten ontplooien; opbloeien; opfleuren; tot bloei komen; tot volle wasdom komen
entfalten ontluiken; opbloeien; zich ontsluiten afwisselen; herzien; ontplooien; ontvouwen; ontwikkelen; opbloeien; openspreiden; openvouwen; opfleuren; tot bloei komen; tot ontwikkeling brengen; tot volle wasdom komen; tot wasdom komen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; veranderen; verwisselen; wijzigen
erblühen ontluiken; opbloeien; zich ontsluiten bijkomen; fleurig maken; ontplooien; ontwikkelen; op adem komen; opbloeien; opfleuren; tot bloei komen; tot volle wasdom komen; tot wasdom komen

Related Translations for zich ontsluiten