Dutch

Detailed Translations for zwaai from Dutch to German

zwaai:


zwaaien:

zwaaien verb (zwaai, zwaait, zwaaide, zwaaiden, gezwaaid)

  1. zwaaien (met de hand groeten)
    winken; mit der Hand grüßen
  2. zwaaien (slingeren; heen en weer zwaaien; zwenken)
    schwenken; schlingern
    • schwenken verb (schwenke, schwenkst, schwenkt, schwenkte, schwenktet, geschwenkt)
    • schlingern verb (schlingere, schlingerst, schlingert, schlingerte, schlingertet, geschlingert)
  3. zwaaien (wuiven)
    winken; wiegen; schwenken
    • winken verb (winke, winkst, winkt, winkte, winktet, gewinkt)
    • wiegen verb (wiege, wiegst, wiegt, wiegte, wiegtet, gewiegt)
    • schwenken verb (schwenke, schwenkst, schwenkt, schwenkte, schwenktet, geschwenkt)

Conjugations for zwaaien:

o.t.t.
  1. zwaai
  2. zwaait
  3. zwaait
  4. zwaaien
  5. zwaaien
  6. zwaaien
o.v.t.
  1. zwaaide
  2. zwaaide
  3. zwaaide
  4. zwaaiden
  5. zwaaiden
  6. zwaaiden
v.t.t.
  1. heb gezwaaid
  2. hebt gezwaaid
  3. heeft gezwaaid
  4. hebben gezwaaid
  5. hebben gezwaaid
  6. hebben gezwaaid
v.v.t.
  1. had gezwaaid
  2. had gezwaaid
  3. had gezwaaid
  4. hadden gezwaaid
  5. hadden gezwaaid
  6. hadden gezwaaid
o.t.t.t.
  1. zal zwaaien
  2. zult zwaaien
  3. zal zwaaien
  4. zullen zwaaien
  5. zullen zwaaien
  6. zullen zwaaien
o.v.t.t.
  1. zou zwaaien
  2. zou zwaaien
  3. zou zwaaien
  4. zouden zwaaien
  5. zouden zwaaien
  6. zouden zwaaien
diversen
  1. zwaai!
  2. zwaait!
  3. gezwaaid
  4. zwaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zwaaien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
mit der Hand grüßen met de hand groeten; zwaaien
schlingern heen en weer zwaaien; slingeren; zwaaien; zwenken bengelen; deinen; door elkaar halen; golven; heen en weer zwaaien; in de war maken; pendelen; reizen tussen; schommelen; slingeren; uit zijn evenwicht raken; wiebelen; wiegen
schwenken heen en weer zwaaien; slingeren; wuiven; zwaaien; zwenken deinen; draaien; golven; heen en weer zwaaien; keren; kolken; omdraaien; omschudden; ronddraaien; schommelen; slingeren; wenden; wiebelen; wiegen; zwenken
wiegen wuiven; zwaaien deinen; golven; schommelen; wegen; wiegelen; wiegen
winken met de hand groeten; wuiven; zwaaien deinen; golven; uitwuiven; wenken

Related Words for "zwaaien":


Synonyms for "zwaaien":


Related Definitions for "zwaaien":

  1. groeten door je arm op te steken en heen en weer te bewegen1
    • hij zwaaide toen hij wegliep1
  2. bochten maken1
    • de auto zwaaide op de weg1
  3. ermee heen en weer bewegen1
    • hij zwaaide met allebei zijn armen1
  4. om een vast punt heen en weer bewegen1
    • de bomen zwaaiden voor het raam1

Wiktionary Translations for zwaaien:

zwaaien
verb
  1. begroeten door met de hand heen en weer te bewegen
  2. aandacht vragen door met de armen heen en weer te bewegen
zwaaien
verb
  1. intransitiv: sich hin und her oder kreisend bewegen
  2. transitiv: etwas hin und her oder kreisend bewegen

Cross Translation:
FromToVia
zwaaien schaukeln; sich wiegen; schwanken sway — To move or swing from side to side; or backward and forward; to rock
zwaaien wedeln; schwenken; flattern; wogen wave — to move back and forth repeatedly
zwaaien winken wave — to wave one’s hand
zwaaien schlingen; schwingen; agitieren; aufwiegeln; in Wallung bringen; in Aufruhr versetzen; in Unruhe versetzen; aufwühlen agiter — Traductions à trier suivant le sens
zwaaien schlingen; schwingen brandiragiter dans sa main une arme, comme si on se préparer à frapper.