Noun | Related Translations | Other Translations |
solo
|
|
alleenzang; solo; solodeel; solozangen
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
separate
|
|
afscheiden; afsplitsen; afzonderen; apart zetten; delen; hakken; in stukken hakken; isoleren; loskoppelen; opdelen; opsplitsen; scheiden; separeren; splitsen; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteenhalen; uitsplitsen; van elkaar gaan
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
isolated
|
afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
|
afgezonderd; apart; bijzonder; desolaat; eenzaam; enig; enig in zijn soort; in quarantaine; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; uniek; verlaten
|
separate
|
afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
|
afzonderlijk; apart; besloten; bijzonder; enig; enig in zijn soort; gescheiden; los van elkaar; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; privé; separaat; uniek
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
apart
|
afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
|
apart; gescheiden; los van elkaar; ontbonden; opgeheven; separaat; uit elkaar; uit elkander; uiteen; uiteengegaan; uiteengevallen; uitelkaar; van elkaar; van elkander; vaneen
|
free-standing
|
afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
|
|
on its own
|
afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
|
afzonderlijk; apart; bijzonder; enig; enig in zijn soort; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; separaat; uniek
|
solo
|
afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
|
|