Summary
Dutch to English: more detail...
- doelmatigheid:
- doelmatig:
-
Wiktionary:
- doelmatigheid → expediency
- doelmatig → convenient, handy, opportune, functional
- doelmatig → appropriate, convenient, handy, opportune, advantageous, comfortable, useful, of use, suitable, apt, due, expedient, right, fitting, applicable, becoming, seemly, proper, decent, adequate
Dutch
Detailed Translations for doelmatigheid from Dutch to English
doelmatigheid:
-
de doelmatigheid (effectiviteit; doeltreffendheid)
Translation Matrix for doelmatigheid:
Noun | Related Translations | Other Translations |
effectiveness | doelmatigheid; doeltreffendheid; effectiviteit | nuttig effect; rendement |
effectivity | doelmatigheid; doeltreffendheid; effectiviteit | nuttig effect; rendement |
Related Words for "doelmatigheid":
Wiktionary Translations for doelmatigheid:
doelmatigheid
noun
-
quality of being fit or suitable to effect some desired end
doelmatig:
-
doelmatig (doeltreffend; efficiënt; effectief; krachtig)
Translation Matrix for doelmatig:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
effective | doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; krachtig | adequaat; afdoend; beslissend; de moeite waard; effectief; gepast; geschikt; juist; krachtig; lonend; met een krachtige uitwerking; overtuigend; passend |
efficient | doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; krachtig | adequaat; bekwaam; capabel; competent; de moeite waard; deskundig; gepast; geschikt; juist; lonend; oordeelkundig; passend; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig |
Related Words for "doelmatig":
Wiktionary Translations for doelmatig:
doelmatig
Cross Translation:
adjective
doelmatig
-
geschikt voor het doel waarvoor het gemaakt is
- doelmatig → convenient; handy; opportune
adjective
-
useful, serving a purpose
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• doelmatig | → appropriate | ↔ sachgerecht — sachlich richtig |
• doelmatig | → convenient; handy; opportune; advantageous; comfortable; useful | ↔ commode — Pratique |
• doelmatig | → of use; suitable; appropriate; apt; due; expedient; right; useful; fitting; applicable; convenient; handy; opportune; advantageous; comfortable; becoming; seemly; proper; decent; adequate | ↔ convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose. |
• doelmatig | → opportune; convenient; handy; advantageous; comfortable; useful | ↔ opportun — Qui est à propos, selon le temps et le lieu. |