Dutch
Detailed Translations for strijken from Dutch to English
strijken:
-
strijken (gladstrijken)
Conjugations for strijken:
o.t.t.
- strijk
- strijkt
- strijkt
- strijken
- strijken
- strijken
o.v.t.
- streek
- streek
- streek
- streken
- streken
- streken
v.t.t.
- heb gestreken
- hebt gestreken
- heeft gestreken
- hebben gestreken
- hebben gestreken
- hebben gestreken
v.v.t.
- had gestreken
- had gestreken
- had gestreken
- hadden gestreken
- hadden gestreken
- hadden gestreken
o.t.t.t.
- zal strijken
- zult strijken
- zal strijken
- zullen strijken
- zullen strijken
- zullen strijken
o.v.t.t.
- zou strijken
- zou strijken
- zou strijken
- zouden strijken
- zouden strijken
- zouden strijken
en verder
- ben gestreken
- bent gestreken
- is gestreken
- zijn gestreken
- zijn gestreken
- zijn gestreken
diversen
- strijk!
- strijkt!
- gestreken
- strijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for strijken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
iron | Ferro; ijzer | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
iron | gladstrijken; strijken | harden; stalen; uitharden |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
iron | ijzeren |
Related Definitions for "strijken":
Wiktionary Translations for strijken:
strijken
Cross Translation:
verb
strijken
noun
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• strijken | → couch; demean; deprave; discredit; downsize; destroy; ruin; wreck; decrease; lessen; diminish; shrink; abridge; cry down; cut up; demolish; pull to pieces; run down; write down; draw; streak; mortify | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |