Summary
Dutch
Detailed Translations for smoes from Dutch to English
smoes:
-
de smoes (excuus; voorwendsel; uitvlucht)
Translation Matrix for smoes:
Noun | Related Translations | Other Translations |
excuse | excuus; smoes; uitvlucht; voorwendsel | excuus; genade; pardon; reden; smoesje; sorry; vergeving; vergiffenis; vergoelijking; verontschuldiging; verschoning |
sham | excuus; smoes; uitvlucht; voorwendsel | draaier; façade; glitter; klatergoud; schijnvertoning; uiterlijke schijn; veinzer; voorwending |
story | excuus; smoes; uitvlucht; voorwendsel | bedenksel; fabel; fictie; geschiedenis; leugen; relaas; sprookje; sprookjesverhaal; verdichting; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel; verzinsel |
Verb | Related Translations | Other Translations |
excuse | excuseren; excuses aanbieden; vergeven; vergiffenis schenken; vergoelijken; verontschuldigen; verschonen | |
sham | beweren; huichelen; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
sham | bedriegelijk; gefingeerd; gelogen; nagemaakt; onecht; onwaar; vals |
Related Words for "smoes":
Wiktionary Translations for smoes:
smoes
Cross Translation:
noun
smoes
-
verzinsel als uitvlucht, voorwendsel, uitvlucht ebank|smoes1
- smoes → pretext
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• smoes | → schmoose; schmooze; soft soap; schmoos; waffle | ↔ Schmus — umgangssprachlich: |
• smoes | → detour; resort | ↔ détour — action de s’écarter du chemin direct. |
• smoes | → resort | ↔ faux-fuyant — défaite ; échappatoire. |
• smoes | → pretext; excuse; plea | ↔ prétexte — Cause simulée, supposée. |
smoes form of smoezen:
-
de smoezen (voorwendsels; uitvluchten)
-
smoezen (smiespelen; fluisteren)
Conjugations for smoezen:
o.t.t.
- smoes
- smoest
- smoest
- smoesen
- smoesen
- smoesen
o.v.t.
- smoesde
- smoesde
- smoesde
- smoesden
- smoesden
- smoesden
v.t.t.
- heb gesmoesd
- hebt gesmoesd
- heeft gesmoesd
- hebben gesmoesd
- hebben gesmoesd
- hebben gesmoesd
v.v.t.
- had gesmoesd
- had gesmoesd
- had gesmoesd
- hadden gesmoesd
- hadden gesmoesd
- hadden gesmoesd
o.t.t.t.
- zal smoezen
- zult smoezen
- zal smoezen
- zullen smoezen
- zullen smoezen
- zullen smoezen
o.v.t.t.
- zou smoezen
- zou smoezen
- zou smoezen
- zouden smoezen
- zouden smoezen
- zouden smoezen
en verder
- ben gesmoesd
- bent gesmoesd
- is gesmoesd
- zijn gesmoesd
- zijn gesmoesd
- zijn gesmoesd
diversen
- smoes!
- smoest!
- gesmoesd
- smoesend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for smoezen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
excuses | smoezen; uitvluchten; voorwendsels | |
poor excuses | smoezen; uitvluchten; voorwendsels | smoesjes |
pretexts | smoezen; uitvluchten; voorwendsels | |
whisper | fluistering; gefluister | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
exchange confidences | fluisteren; smiespelen; smoezen | |
whisper | fluisteren; smiespelen; smoezen | fluisteren; influisteren; ingeven; lispelen; sissen; souffleren; voorzeggen |