Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. verkwanselen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verkwanselen from Dutch to English

verkwanselen:

verkwanselen verb (verkwansel, verkwanselt, verkwanselde, verkwanselden, verkwanseld)

  1. verkwanselen (verbrassen; verspillen; verkwisten; verkopen; verboemelen)
    to waste; to squander; to dissipate
    • waste verb (wastes, wasted, wasting)
    • squander verb (squanders, squandered, squandering)
    • dissipate verb (dissipates, dissipated, dissipating)

Conjugations for verkwanselen:

o.t.t.
  1. verkwansel
  2. verkwanselt
  3. verkwanselt
  4. verkwanselen
  5. verkwanselen
  6. verkwanselen
o.v.t.
  1. verkwanselde
  2. verkwanselde
  3. verkwanselde
  4. verkwanselden
  5. verkwanselden
  6. verkwanselden
v.t.t.
  1. heb verkwanseld
  2. hebt verkwanseld
  3. heeft verkwanseld
  4. hebben verkwanseld
  5. hebben verkwanseld
  6. hebben verkwanseld
v.v.t.
  1. had verkwanseld
  2. had verkwanseld
  3. had verkwanseld
  4. hadden verkwanseld
  5. hadden verkwanseld
  6. hadden verkwanseld
o.t.t.t.
  1. zal verkwanselen
  2. zult verkwanselen
  3. zal verkwanselen
  4. zullen verkwanselen
  5. zullen verkwanselen
  6. zullen verkwanselen
o.v.t.t.
  1. zou verkwanselen
  2. zou verkwanselen
  3. zou verkwanselen
  4. zouden verkwanselen
  5. zouden verkwanselen
  6. zouden verkwanselen
diversen
  1. verkwansel!
  2. verkwanselt!
  3. verkwanseld
  4. verkwanselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verkwanselen:

NounRelated TranslationsOther Translations
waste afval; kolengruis; rotzooi; verkwisting; verspilling; vuilnis
VerbRelated TranslationsOther Translations
dissipate verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteendrijven; uiteenstuiven; uiteenvliegen; verdoen; verspillen
squander verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen opmaken; potverteren; verdoen; versjacheren; verspillen
waste verboemelen; verbrassen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verspillen iets bederven; verbeuzelen; verdoen; verkankeren; verknoeien; verlummelen; verpesten; verspillen

Wiktionary Translations for verkwanselen:

verkwanselen
verb
  1. to suffer the loss
  2. to waste