Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. uitlevering:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitlevering from Dutch to English

uitlevering:

uitlevering [de ~ (v)] noun

  1. de uitlevering (aflevering; levering; zending; leverantie)
    the delivery; the consignment; the dispatch; the sending; the supply; the remittance; the sending in
  2. de uitlevering (aflevering; overdracht; afstaan)
    the delivery; the yielding
  3. de uitlevering
    the extradition

Translation Matrix for uitlevering:

NounRelated TranslationsOther Translations
consignment aflevering; leverantie; levering; uitlevering; zending
delivery aflevering; afstaan; leverantie; levering; overdracht; uitlevering; zending aanbieding; afgifte; aflevering; bestelling; bevalling; bezorging; declamatie; editie; geboorte; geleverde; leverantie; levering; oplevering; overhandiging; uitgave; verlossing; versvoordracht; voordracht; wijze van voordracht
dispatch aflevering; leverantie; levering; uitlevering; zending missie; roeping; zending met speciale opdracht
extradition uitlevering afgifte; overhandiging
remittance aflevering; leverantie; levering; uitlevering; zending geldverzending; geldzending; gelijkspel; loods voor vervoermiddelen; remise; verzending
sending aflevering; leverantie; levering; uitlevering; zending het zenden; verzending; zending
sending in aflevering; leverantie; levering; uitlevering; zending
supply aflevering; leverantie; levering; uitlevering; zending aanvoer; afgifte; bezorging; geleverde; leverantie; levering; maatregel; schikking; toevoer; voorziening
yielding aflevering; afstaan; overdracht; uitlevering opgave van de strijd; overgeven
VerbRelated TranslationsOther Translations
dispatch bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; verzenden; vreten; zitten proppen
supply aanleveren; afleveren; bestellen; bevoorraden; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen; toedragen; toeleveren; toevoeren; verschaffen; verstrekken; versturen; zenden
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
yielding buigzaam; flexibel; gedwee; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
dispatch verzending

Wiktionary Translations for uitlevering:

uitlevering
noun
  1. a formal process by which a criminal suspect is handed over to another government