Dutch
Detailed Translations for mislukken from Dutch to English
mislukken:
-
mislukken (falen; verkeerd lopen; misgaan; in de puree lopen; floppen; afgaan; mislopen; stranden)
to fail; to flop; to go wrong; to meet with disaster; to fall flat; lose one's face-
lose one's face verb
Conjugations for mislukken:
o.t.t.
- misluk
- mislukt
- mislukt
- mislukken
- mislukken
- mislukken
o.v.t.
- mislukte
- mislukte
- mislukte
- mislukten
- mislukten
- mislukten
v.t.t.
- ben mislukt
- bent mislukt
- is mislukt
- zijn mislukt
- zijn mislukt
- zijn mislukt
v.v.t.
- was mislukt
- was mislukt
- was mislukt
- waren mislukt
- waren mislukt
- waren mislukt
o.t.t.t.
- zal mislukken
- zult mislukken
- zal mislukken
- zullen mislukken
- zullen mislukken
- zullen mislukken
o.v.t.t.
- zou mislukken
- zou mislukken
- zou mislukken
- zouden mislukken
- zouden mislukken
- zouden mislukken
diversen
- misluk!
- mislukt!
- mislukt
- mislukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for mislukken:
Antonyms for "mislukken":
Related Definitions for "mislukken":
Wiktionary Translations for mislukken:
mislukken
Cross Translation:
verb
mislukken
-
verkeerd aflopen, zonder het gewenste resultaat
- mislukken → fail
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• mislukken | → fail | ↔ misslingen — intransitiv: nicht gelingen, nicht von Erfolg, Brauchbarkeit, Nutzen sein |
• mislukken | → abort; miscarry | ↔ avorter — biologie|fr mettre bas accidentellement un fœtus non viable (pour les femmes, on dit « faire une fausse couche »). |