Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. plenair:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for plenair from Dutch to English

plenair:

plenair adj

  1. plenair (kompleet; voltallig)

Translation Matrix for plenair:

VerbRelated TranslationsOther Translations
complete afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; compleet maken; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
complete kompleet; plenair; voltallig af; afgelopen; afgerond; algeheel; allemaal; alles; beëindigd; compleet; gecompleteerd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; helemaal; klaar; kompleet; over; totaal; uit; volkomen; volledig; volslagen; voltooid; voorbij
plenary kompleet; plenair; voltallig
ModifierRelated TranslationsOther Translations
full kompleet; plenair; voltallig afgeladen; gevuld; klankrijk; opgevuld; sonoor; verzadigd; vol; volgegeten; volgestopt

Related Words for "plenair":

  • plenaire

Wiktionary Translations for plenair:

plenair
adjective
  1. in aanwezigheid van allen
plenair
adjective
  1. fully attended