Dutch
Detailed Translations for tol from Dutch to English
tol:
-
de tol (wegenbelasting)
-
de tol
Translation Matrix for tol:
Noun | Related Translations | Other Translations |
road tax | tol; wegenbelasting | |
toll | tol | tolgeld |
Verb | Related Translations | Other Translations |
toll | klokluiden; luiden | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
toll | niet-gratis |
Related Words for "tol":
Wiktionary Translations for tol:
tol
Cross Translation:
noun
tol
noun
-
duties or tolls imposed by law on commodities, imported or exported
-
the customary toll, tax, or tribute
-
a toy
-
fee for using roads and bridges
-
loss or damage
-
child’s spinning toy
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tol | → top | ↔ toupie — Jouet qu’on fait tourner sur la pointe en lui imprimant un mouvement de rotation |
tollen:
-
tollen (rondtollen; draaien)
Conjugations for tollen:
o.t.t.
- tol
- tolt
- tolt
- tollen
- tollen
- tollen
o.v.t.
- tolde
- tolde
- tolde
- tolden
- tolden
- tolden
v.t.t.
- heb getold
- hebt getold
- heeft getold
- hebben getold
- hebben getold
- hebben getold
v.v.t.
- had getold
- had getold
- had getold
- hadden getold
- hadden getold
- hadden getold
o.t.t.t.
- zal tollen
- zult tollen
- zal tollen
- zullen tollen
- zullen tollen
- zullen tollen
o.v.t.t.
- zou tollen
- zou tollen
- zou tollen
- zouden tollen
- zouden tollen
- zouden tollen
en verder
- ben getold
- bent getold
- is getold
- zijn getold
- zijn getold
- zijn getold
diversen
- tol!
- tolt!
- getold
- tollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tollen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
spin | tolvlucht; turbulentie; vrille; werveling | |
turn | beurt; bocht; draai; haspel; keer; keerpunt; kentering; klos; kromming; kromte; omdraaiing; ommekeer; ommezwaai; omwenteling; richtingsverandering; rondje; spelletje; spoel; verandering; wending; werktuig om garen te winden; winder; winding; zwenking | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
spin | draaien; rondtollen; tollen | spinnen |
spin round | draaien; rondtollen; tollen | |
swirl | draaien; rondtollen; tollen | draaien; dwarrelen; kolken; naar beneden zweven; ronddraaien |
turn | draaien; rondtollen; tollen | afslaan; draaien; iets omdraaien; kantelen; kenteren; keren; ombladeren; omdraaien; omkeren; omslaan; omtrekken; omwenden; rollen; ronddraaien; roteren; verbitteren; vergrammen; wenden; wentelen; zwenken |
twirl | draaien; rondtollen; tollen | kroelen; kroezen |
whirl | draaien; rondtollen; tollen | draaien; kantelen; kolken; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen; wervelen; wiegelen; wielen; zwieren |