Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Search: uitstaan

Dutch and English Translation Search Results for uitstaan

Summary

Dutch to English: more detail...

uitstaan:
- Wiktionary:
  uitstaan → stand
  uitstaan → endure, abide, bear, put up with, suffer, sustain, ail, receive, accredit
- User Contributed Translations for uitstaan:
  stand
- Synonyms for "uitstaan":
  doorstaan; verdragen; verduren

Dutch

Detailed Translations for uitstaan from Dutch to English

uitstaan: ^{(*Using Word and Sentence Splitter)}

uit: off; from; clear; over; evident; accomplished; out; achieved; ready; prepared; finished; completed; concluded; ready for use; complete; as from now; of today
staan: suit; become; flatter; stand; stand up
uiten: express; speak; utter; talk; impersonate; ventilate; express oneself; give expression to; reveal oneself; spout; unload

uitstaan:

Translation Matrix for uitstaan:

Verb	Related Translations	Other Translations
-	doorstaan

Synonyms for "uitstaan":

doorstaan; verdragen; verduren

Related Definitions for "uitstaan":

het meemaken en uithouden¹
- ik kan al die drukte niet uitstaan¹
op een rekening staan zodat je rente ontvangt¹
- hoeveel geld heb je uitstaan bij die bank?¹

Wiktionary Translations for uitstaan:

uitstaan

verb

to tolerate
- stand → verdragen; uitstaan

Cross Translation:

From	To	Via
• uitstaan	→ endure; abide; bear; put up with; suffer; sustain; ail	↔ endurer — souffrir, supporter avec fermeté, constance.
• uitstaan	→ receive; accredit; abide; put up with; sustain	↔ souffrir — sentir de la douleur.

¹Muiswerk Woordenboek