Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. houder:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for houder from Dutch to English

houder:

houder [de ~ (m)] noun

  1. de houder (eigenaar; bezitter; drager)
    the holder; the owner; the proprietor; the bearer; the possessor
  2. de houder (pennenhouder; etui)
    the penholder
  3. de houder
    the cradle
    – A hardware device used to connect a portable device to a desktop computer. When the device is in the cradle, data can be synchronized between the device and the computer. 1

Translation Matrix for houder:

NounRelated TranslationsOther Translations
bearer bezitter; drager; eigenaar; houder bagagedrager; brenger; drager; kruier; lijkdrager; sjouwer; toonder
cradle houder kribbe; slaapplaats voor baby's; wieg
holder bezitter; drager; eigenaar; houder bak; bezitster; container; reservoir
owner bezitter; drager; eigenaar; houder eigenaar
penholder etui; houder; penhouder; pennenhouder
possessor bezitter; drager; eigenaar; houder bezitster; eigenares; vrouwelijke eigenaar
proprietor bezitter; drager; eigenaar; houder
VerbRelated TranslationsOther Translations
cradle heen en weer zwaaien; in de houder plaatsen; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen

Related Words for "houder":

  • houders, houdertje, houdertjes

Wiktionary Translations for houder:

houder
noun
  1. iemand die een bepaald stuk/recht in handen heeft.
houder
noun
  1. someone or something worth keeping
  2. a person who possesses something
  3. case for a broken or dislocated limb

Related Translations for houder