Dutch
Detailed Translations for vergissen from Dutch to English
vergissen:
-
vergissen (het mis hebben; feilen; misrekenen)
Conjugations for vergissen:
o.t.t.
- vergis
- vergist
- vergist
- vergissen
- vergissen
- vergissen
o.v.t.
- vergiste
- vergiste
- vergiste
- vergisten
- vergisten
- vergisten
v.t.t.
- heb vergist
- hebt vergist
- heeft vergist
- hebben vergist
- hebben vergist
- hebben vergist
v.v.t.
- had vergist
- had vergist
- had vergist
- hadden vergist
- hadden vergist
- hadden vergist
o.t.t.t.
- zal vergissen
- zult vergissen
- zal vergissen
- zullen vergissen
- zullen vergissen
- zullen vergissen
o.v.t.t.
- zou vergissen
- zou vergissen
- zou vergissen
- zouden vergissen
- zouden vergissen
- zouden vergissen
diversen
- vergis!
- vergist!
- vergist
- vergissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vergissen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
mistake | abuis; blunder; domheid; dwaling; flater; fout; giller; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
being wrong | feilen; het mis hebben; misrekenen; vergissen | |
mistake | feilen; het mis hebben; misrekenen; vergissen |