Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. opgehangen:
  2. ophangen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opgehangen from Dutch to English

opgehangen:

opgehangen adj

  1. opgehangen

Translation Matrix for opgehangen:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
suspended opgehangen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
hung up opgehangen

Related Words for "opgehangen":

  • opgehangene

Wiktionary Translations for opgehangen:

opgehangen
verb
  1. to be executed using gallows
past
  1. simple past tense and past participle of sling

opgehangen form of ophangen:

ophangen verb (hang op, hangt op, hing op, hingen op, opgehangen)

  1. ophangen (opknopen)
    to hang up; to hang
    • hang up verb (hangs up, hung up, hanging up)
    • hang verb (hangs, hung, hanging)
  2. ophangen (ergens aan hangen)
    suspend from; to hang on

Conjugations for ophangen:

o.t.t.
  1. hang op
  2. hangt op
  3. hangt op
  4. hangen op
  5. hangen op
  6. hangen op
o.v.t.
  1. hing op
  2. hing op
  3. hing op
  4. hingen op
  5. hingen op
  6. hingen op
v.t.t.
  1. heb opgehangen
  2. hebt opgehangen
  3. heeft opgehangen
  4. hebben opgehangen
  5. hebben opgehangen
  6. hebben opgehangen
v.v.t.
  1. had opgehangen
  2. had opgehangen
  3. had opgehangen
  4. hadden opgehangen
  5. hadden opgehangen
  6. hadden opgehangen
o.t.t.t.
  1. zal ophangen
  2. zult ophangen
  3. zal ophangen
  4. zullen ophangen
  5. zullen ophangen
  6. zullen ophangen
o.v.t.t.
  1. zou ophangen
  2. zou ophangen
  3. zou ophangen
  4. zouden ophangen
  5. zouden ophangen
  6. zouden ophangen
en verder
  1. is opgehangen
  2. zijn opgehangen
diversen
  1. hang op!
  2. hangt op!
  3. opgehangen
  4. ophangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ophangen [znw.] noun

  1. ophangen (ophanging; wielophanging)
    the suspension; the hanging up

Translation Matrix for ophangen:

NounRelated TranslationsOther Translations
hanging up ophangen; ophanging; wielophanging
suspension ophangen; ophanging; wielophanging oponthoud; respijt; schorsing; suspensie; uitstel; vertraging
VerbRelated TranslationsOther Translations
hang ophangen; opknopen afhangen; hangen
hang on ergens aan hangen; ophangen handhaven; stand houden
hang up ophangen; opknopen opprikken
suspend from ergens aan hangen; ophangen

Wiktionary Translations for ophangen:

ophangen
verb
  1. iets in een hangende positie bevestigen
  2. een telefoongesprek beëindigen
  3. aan de galg opknopen
ophangen
verb
  1. to exhibit by hanging
  2. to execute by suspension from the neck
  3. to place on a hook
  4. to cause to be suspended
  5. to be or remain suspended
  6. to throw
  7. To hang freely

Cross Translation:
FromToVia
ophangen hang up raccrocher — Raccrocher le combiné du téléphone