Dutch
Detailed Translations for intrappen from Dutch to English
intrappen:
-
intrappen (inschoppen)
Conjugations for intrappen:
o.t.t.
- trap in
- trapt in
- trapt in
- trappen in
- trappen in
- trappen in
o.v.t.
- trapte in
- trapte in
- trapte in
- trapten in
- trapten in
- trapten in
v.t.t.
- heb ingetrapt
- hebt ingetrapt
- heeft ingetrapt
- hebben ingetrapt
- hebben ingetrapt
- hebben ingetrapt
v.v.t.
- had ingetrapt
- had ingetrapt
- had ingetrapt
- hadden ingetrapt
- hadden ingetrapt
- hadden ingetrapt
o.t.t.t.
- zal intrappen
- zult intrappen
- zal intrappen
- zullen intrappen
- zullen intrappen
- zullen intrappen
o.v.t.t.
- zou intrappen
- zou intrappen
- zou intrappen
- zouden intrappen
- zouden intrappen
- zouden intrappen
en verder
- is ingetrapt
diversen
- trap in!
- trapt in!
- ingetrapt
- intrappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
intrappen (inschoppen)
the kicking in -
intrappen (trappen in)
the falling for it
Translation Matrix for intrappen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
falling for it | intrappen; trappen in | |
kicking in | inschoppen; intrappen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
kick in | inschoppen; intrappen |